Engels: Dit, dat, deze, die - Meervoud, Korte antwoorden, Verleden tijd, Vergelijkingen

Engels: Dit, dat, deze, die - Meervoud, Korte antwoorden, Verleden tijd, Vergelijkingen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Engels: Dit, dat, deze, die - Meervoud, Korte antwoorden, Verleden tijd, Vergelijkingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je dit, dat, deze, die gebruiken, het meervoud vormen, korte antwoorden geven, de verleden tijd van 'zijn' toepassen, vergelijkingen maken en het gebruik van a of an begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Dit, dat, deze, die
Dit en deze gebruik je voor iets dichtbij, dat en die voor iets verder weg.

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud
Voeg -s toe aan het zelfstandig naamwoord voor meervoud, bijvoorbeeld: cars, books.

Slide 4 - Tekstslide

Korte antwoorden
Gebruik 'yes' of 'no' gevolgd door het werkwoord. Bijvoorbeeld: Yes, I am. No, I'm not. No, I don't. Yes, I do.

Slide 5 - Tekstslide

Verleden tijd van 'zijn'
I was, you were, he/she/it was, we were, you were, they were.

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijkingen
Gebruik 'more' voor bijvoeglijke naamwoorden van meer dan twee lettergrepen en 'er' voor korte bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Vraagwoorden
Who, what, where, when, why, how. Gebruik deze om vragen te vormen.

Slide 8 - Tekstslide

A of An
Gebruik 'a' voor woorden die beginnen met medeklinkers en 'an' voor woorden die beginnen met klinkers.

Slide 9 - Tekstslide

Oefening: Dit, dat, deze, die
Vul de juiste vorm in: Is this/that a cat? Are these/those birds?

Slide 10 - Tekstslide

Oefening: Meervoud
Vorm het meervoud van de woorden: book, dog, girl, apple.

                                                         vrouw woman vrouwen women
                                                          man    man        mannen men

Slide 11 - Tekstslide

Oefening: Korte antwoorden
Geef korte antwoorden op de volgende vragen: Are you happy? Do you like pizza?

Slide 12 - Tekstslide

Oefening: Verleden tijd
Vul de juiste vorm in: I was at home yesterday. HE was at the park.

Slide 13 - Tekstslide

Oefening: Vergelijkingen
Maak vergelijkingen met de volgende bijvoeglijke naamwoorden: bigger than you I am the biggest, more interesting the most interesting. I am ,

                          I am happier than you.  I am the happiest.

Slide 14 - Tekstslide

Oefening: Vraagwoorden
Stel vragen met behulp van de volgende vraagwoorden: who, where, how.

Slide 15 - Tekstslide

Oefening: A of An
Vul in: an apple, an elephant, a book,  an umbrella.
                        a  juniversity       an hour  

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling
Vat de belangrijkste onderwerpen samen en beantwoord vragen van de studenten.

Slide 17 - Tekstslide

Evaluatie
Geef de studenten een korte test of opdracht om te controleren of ze de onderwerpen begrijpen.

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
Bedank de studenten voor hun inzet en wijs op het belang van de behandelde onderwerpen voor het Engels.

Slide 19 - Tekstslide