Grammatica zinsdelen

GRAMMATICA ZINSDELEN
Pak je flexboek en je schrift erbij. Ga naar grammatica zinsdelen van hoofdstuk 2.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

GRAMMATICA ZINSDELEN
Pak je flexboek en je schrift erbij. Ga naar grammatica zinsdelen van hoofdstuk 2.

Slide 1 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
Lees de theorie over verwijswoorden eens door.

3 havo: samentrekking + startopdracht + 1


Slide 2 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN

Slide 3 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
de-woorden
de-woorden

Slide 4 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
het-woorden

Slide 5 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
zij/ze, hun of hen?

zij/ze = onderwerp
hen = na voorzetsel en als lijdend voorwerp
hun = als meewerkend voorwerp ZONDER voorzetsel en als bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
zij/ze, hun of hen?

zij/ze = onderwerp

Zij gaan de opdrachten maken.

dus niet: Hun gaan de opdrachten maken.

Slide 7 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
zij/ze, hun of hen?

hen = als lijdend voorwerp
en na een voorzetsel


Ik heb hen uitgelachen.
Ik heb aan hen een brief geschreven.

Slide 8 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
zij/ze, hun of hen?

hun = als meewerkend voorwerp ZONDER voorzetsel en als bezittelijk voornaamwoord

Ik heb hun een brief geschreven.
Ik vind hun auto erg mooi.

Slide 9 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
wat of dat?

- dat(gene)
- onbepaald voornaamwoord
- overtreffende trap
- hele zin

Slide 10 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
waarmee of met wie?

Bij personen gebruik je altijd voorzetsel + wie.

De jongen met wie jij hebt gezoend, is heel knap.

Slide 11 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
waarmee of met wie?

Bij dieren/dingen gebruik je altijd waar/daar + voorzetsel.

De hond waarmee jij hebt gewandeld, is heel schattig.

Slide 12 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
Welke vragen heb je op dit moment?

Slide 13 - Tekstslide

GRAMMATICA ZINSDELEN
Deze les: startopdr. + 1 + 2

klaar?
- leren voor so woordenschat
- lezen
- opdr. 3 t/m 6

Slide 14 - Tekstslide

samentrekking, 3 havo

Slide 15 - Tekstslide

samentrekking, 3 havo
Bij een samentrekking laat je, waar dat kan, dubbelingen in een zin weg.

Slide 16 - Tekstslide

samentrekking, 3 havo
Het weglaten kan op drie niveaus:

- woordniveau
- woordgroepniveau
- zinsniveau

Slide 17 - Tekstslide

samentrekking, 3 havo
woordniveau

Hier ligt een stapel studieboeken en -schriften.

Je laat een woorddeel weg: studie.

Slide 18 - Tekstslide

samentrekking, 3 havo
woordgroepniveau

Hier ligt een stapel met oude en nieuwe kleren.

Je laat één of meerdere woorden binnen een woordgroep weg: kleren

Slide 19 - Tekstslide

samentrekking, 3 havo
zinsniveau

Hier ligt een stapel boeken en daar ook.

Je laat één of meerdere zinsdelen weg: ligt - een stapel boeken

Slide 20 - Tekstslide

samentrekking, 3 havo
achterwaarts en voorwaarts

Bij een achterwaartse samentrekking staan alle woorden achter in de zin.

Bij een voorwaartse samentrekking staan alle woorden voor in de zin.

Slide 21 - Tekstslide

samentrekking, 3 havo
Pak opdracht 1 voor je. 

Slide 22 - Tekstslide

achterwaarts
voorwaarts
A
C
B
E
D
F

Slide 23 - Sleepvraag

woord
woordgroep
zin
A
C
B
E
D
F

Slide 24 - Sleepvraag

grammatica zinsdelen H1
Welke vragen heb je?

Slide 25 - Tekstslide

grammatica zinsdelen H1
Deze les: opdr. 2

klaar?
- leren voor so woordenschat
- lezen
- opdr. 3 + 4

Slide 26 - Tekstslide