V4 - Lección 10: Imperativo negativo

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Registro de asistencia

Slide 3 - Tekstslide

Objetivos de la clase
Después de la clase...
  • R: Ken je hoe de imperativo wordt gevormd in het Spaans.
  • T1: Kan je zinnen identificeren die in de imperativo zijn geschreven.
  • T2: Kan je de werkwoorden correct kunnen vervoegen in het imperativo voor verschillende personen.

Slide 4 - Tekstslide

Lesprogramma
¿Qué vamos a hacer hoy?
A. Opstarten: los deberes
B. Oefenen: imperativo afirmativo + negativo
C. Doornemen: vocabulario



Slide 5 - Tekstslide

Ejercicio 34a
1. “¡Ese cliente, que no se escape!” betekent:
 “Die klant, laat hem niet ontsnappen!” of “Zorg dat die klant niet wegloopt!”
Het is alsof de winkel wil zeggen dat ze er alles aan doen om de klant iets te laten kopen.

2. -De inrichting van de winkel – kleuren, licht, geur en muziek worden zorgvuldig gekozen.
    -De manier waarop producten worden geplaatst – bijvoorbeeld op ooghoogte of in “warme zones” bij de kassa.
    -Marketingtrucs – zoals aanbiedingen, aantrekkelijke etalages en het creëren van een prettige sfeer die klanten verleidt om meer te kopen.

Slide 6 - Tekstslide

Ejercicio 34b + c
1. A. Vender algo al consumidor que en principio no quería comprar.
2. C. El sitio en la tienda donde se venden más productos.
3. B. Los productos que los clientes no suelen comprar.
4. A. Con la luz brillante y la música techno.

1. A. el cliente                                                                                               5. A. Además
2. B. productos                                                                                           6. A. a nuestro alrededor
3. C. la tentación                                                                                        7. B. de la tienda
4. B. se proponga ciertas trampas                                                    8. E. limitarse a comprar lo necesario

Slide 7 - Tekstslide

El
imperativo
afirmativo
De gebiende wijs bevestigend

Slide 8 - Tekstslide

¿Qué es el imperativo y cuándo se usa?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de gebiedende wijs?
De gebiedende wijs (imperativo) gebruik wanneer je wilt dat iemand iets doet (opdracht) of om advies te geven/ is used to give commands, instructions, or advice.

Bijvoorbeeld:

Ga zitten!
Doe de deur dicht!
Loop mee!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

¿Cuáles son las formas del imperativo?

Slide 12 - Open vraag

Vorm van gebiedende wijs
Bij de gebiedende wijs (imperativo) gebruiken we maar 4 vormen:                              

               2. tú (jij)                                                 
               3. usted (u enkelvoud)
             
 5. vosotros (jullie)
               6. ustedes (u meervoud)


                                          


Slide 13 - Tekstslide

De vorm van de gebiedende wijs

Slide 14 - Tekstslide

De gebiedende wijs
Imperativo afirmativo
Persoon 
ar
er
ir
tú            
usted      
vosotros
ustedes
a
e
ad
en
e
a
ed
an
e
a
id
an

Slide 15 - Tekstslide

¡Vamos a practicar!
Verbind de zinnen met de juiste gebruik van de imperativo
!Ven a mi fiesta!
¿No ves bien? Comprate unas gafas.
Apaga la tele
Para llegar al parque sigue todo recto.
Invitación/ uitnodiging
Orden/Bevel
Consejo
Instrucciones/instructie

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

De gebiedende wijs
Imperativo negativo
Persoon 
ar
er
ir
tú            
usted      
vosotros
ustedes
No + -es
No + -e
No + -éis
No + -en
No + -as
No + -a
No + -áis
No + -an
No + -as
No + -a
No + -áis
No + -an

Slide 18 - Tekstslide

De gebiedende wijs
Imperativo

Slide 19 - Tekstslide

De gebiedende wijs
Imperativo

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vul de juiste vorm van de imperativo negativo van het werkwoord tussen haakjes in. 
1. No __________ (comer) tanto chocolate, que te vas a enfermar. (tú)
2. No __________ (hablar) tan rápido, por favor. (usted)
3. No __________ (salir) sin abrigo, hace frío. (tú)
4. No __________ (olvidar) traer el libro mañana. (vosotros)
5. No __________ (tocar) nada en el laboratorio. (ustedes)
6. No __________ (decir) mentiras a tus padres. (tú)
7. No __________ (poner) los pies en la mesa. (vosotros)
8.No __________ (ir) solos por la noche. (ustedes)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

El imperativo



Onregelmatige werkwoorden

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Vul de juiste vorm van de imperativo afirmativo o negativo in van het werkwoord tussen haakjes.
1. __________ (decir) la verdad, por favor. (tú – afirmativo)
2. No __________ (decir) mentiras. (tú – negativo)
3. __________ (hacer) los deberes antes de cenar. (usted – afirmativo)
4. No __________ (hacer) tanto ruido. (vosotros – negativo)
5. __________ (poner) la mesa, por favor. (tú – afirmativo)
6. No __________ (poner) los pies en la mesa. (ustedes – negativo)
7. __________ (ir) al médico mañana. (tú – afirmativo)
8. No __________ (ir) sin abrigo, hace frío. (usted – negativo)

Slide 29 - Tekstslide

Vocabulario Unidad 1 : ¡Vamos de rebajas!

Slide 30 - Tekstslide



Wat: Betekenissen zoeken van 10 woorden uit het woordenlijst. 
Hoe: In groepjes van twee of individueel 
Waar: In je schrift
Hulpmiddel: Paso adelante

Klaar?
Kies 2 woorden en maak 2 zinnen.
Gebruik: mijnwoordenboek.nl 
¡A practicar! 
  1. Fantástico
  2. Innecesario
  3. Alguien
  4. Sencillo
  5. Aparte
  6. Dañar
  7. Nadie
  8. La solución
  9. El modelo
  10. Apenas














esto
dit

Slide 31 - Tekstslide

BRON C: Lista de palabras
1. fantástico - fantastisch
2. innecesario - onnodig
3. alguien - iemand
4. sencillo - eenvoudig
5. aparte - (daar)naast
6. dañar - beschadigen, pijn doen
7. nadie - niemand
8. la solución - de oplossing
9. el modelo - het model 
10. apenas - nauwelijks

Slide 32 - Tekstslide


Escribe tu frase

Slide 33 - Open vraag

Los deberes
Leer:
Hacer: Ejercicio 41a,b,c,d,e pág. 44 + betekenis zoeken van de 10 woorden
Apoyo: Gramática D pág. 43

Slide 34 - Tekstslide

Objetivos de la clase
Después de la clase...
  • R: Ken je hoe de imperativo wordt gevormd in het Spaans.
  • T1: Kan je zinnen identificeren die in de imperativo zijn geschreven.
  • T2: Kan je de werkwoorden correct kunnen vervoegen in het imperativo voor verschillende personen.

Slide 35 - Tekstslide


Wat heb je van 
deze les geleerd?

Slide 36 - Open vraag

¡Nos vemos la próxima clase!
¡Nos vemos la próxima clase!

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link