NMT les fiets

Natuur en Techniek

Ga naar Lessonup.app
en vul de code in
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Natuur en Techniek

Ga naar Lessonup.app
en vul de code in

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn dit

Slide 2 - Woordweb



kurkentrekker        ijsschep         handmixer                    fiets

Slide 3 - Tekstslide

Wat hebben deze voorwerpen met elkaar gemeen?

Slide 4 - Open vraag



kurkentrekker        ijsschep         handmixer                    fiets

Slide 5 - Tekstslide

Doel: ik weet aan het eind van deze les hoe een tandwiel werkt
en waarvoor je deze kunt gebruiken.

ik weet wat een tandwiel is.
Ik weet het verschil tussen een groot en een klein tandwiel.
Ik kan voorbeelden bedenken van tandwielen.
                                                                                                                           

Slide 6 - Tekstslide

Tandwielen
Een tandwiel noemen we een tandwiel, omdat het een soort wieltje is dat kan draaien en waar uitsteeksels aan zitten, die we tanden noemen. 
Een tandwiel is dus een wiel met tanden!


Slide 7 - Tekstslide

Tandwielen
Aan het achterwiel zit er nog één. 
De ketting tussen deze twee tandwielen draait met het eerste tandwiel mee, doordat de tanden van het tandwiel in de ketting haken.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Tandwielen
Doordat de ketting beweegt, gaat het achterste tandwiel ook draaien. 
Dit tandwiel zorgt ervoor dat je achterwiel gaat draaien. 
Zo kom je vooruit! 
De ketting zorgt er dus voor dat de beweging van de ene plek, naar de andere plek verplaatst wordt.

Slide 10 - Tekstslide

1. De trappers zitten vast aan een tandwiel. 
2. De tanden van het tandwiel grijpen in de gaatjes van de ketting. 
5. Als de ketting draait, gaat ook het achterwiel draaien.
En draait je achterwiel, dan draait je voorwiel vanzelf mee.
Je fietst!
4. Ook in je achterwiel zit een tandwiel.
Dit tandwiel grijpt ook in de gaatjes van de ketting. 
3. Draai je de trappers rond? 
Dan draaien ook het tandwiel en de ketting. 

Slide 11 - Tekstslide

Waarom kan Lotte niet fietsen?

Slide 12 - Tekstslide

Grijpen twee tandwielen in elkaar, dan draaien ze ieder een andere richting op.
Tandwiel 1 draait sneller dan tandwiel 2. 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Grote en kleine tandwielen
Wanneer tandwielen niet even groot zijn, dan draait het kleine tandwiel sneller rond dan het grote.
Dit komt omdat een kleiner tandwiel minder tanden heeft.
Je kunt dingen sneller of minder snel laten ronddraaien door grotere en kleinere tandwielen te gebruiken.
Zoals de wijzers van de klok. 

Slide 15 - Tekstslide

Tandwielen die even groot zijn, draaien even snel.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Een kleiner tandwiel draait langzamer rond dan een groter tandwiel.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video