Hoofdletters & leestekens

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1-3

Leestekens zijn belangrijk!

Hoofdletter

Het is belangrijk dat je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt. Het heeft invloed op hoe begrijpelijk je tekst is.

Leestekens

Een zin eindigt met een leesteken.

• Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
• Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
• Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Komma

 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Komma

 De komma is een korte pauze in een zin.

Je gebruikt een komma...	bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt	'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming	In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.	In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen	Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Leestekens

Voorbeelden van leestekens zijn:

1. dikgedrukte letters
2. schuingedrukte letters
3. titels van teksten
4. komma, hoofdletter, uitroepteken, punt

Kloppen de leestekens?

1. Bert als je klaar bent mag je gaan.
2. Bert, als je klaar bent mag je gaan.
3. Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
4. Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Kloppen de leestekens?

1. Rosie zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
2. Rosie zei Wie gaat er mee naar de Mac?
3. Rosie zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
4. Rosie zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

(Leestekens en spaties)
De minister ........

1. zei: ' Ik wacht af. "
2. zei: "Ik wacht af."
3. zei: "Ik wacht af".
4. zei: "Ik wacht af"

Kloppen de leestekens?

1. Harm zei: "Doe dat nooit weer!"
2. Harm zei: "Doe dat nooit weer"!
3. Harm zei: "doe dat nooit weer! "
4. Harm zei, "Doe dat nooit weer!"

Bij welke zin kloppen de leestekens?

1. De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
2. De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
3. De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
4. De bosmaaier start niet: de accu is leeg.

Bij welke zin kloppen de leestekens?

1. Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan?
2. Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan!

Hoe gebruik je leestekens?

1. Jasper zei:"Overmorgen ben ik jarig!"
2. Danique vroeg: wanneer ben jij jarig?
3. Elena zei ¨ik heb zin in het weekend!¨
4. Naomi zei: ik heb geen zin in huiswerk.

Kloppen de leestekens?

1. Robin zei: "Wie gaat er mee naar de Mac?"
2. Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
3. Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
4. Robin zei "Wie gaat er mee naar de Mac?"

Hoe laat begint de les vandaag!

1. leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
2. leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.

1. leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
2. leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.