Debat voorbereiden leerjaar 2

Debatlessen leerjaar 2
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Debatlessen leerjaar 2

Slide 1 - Tekstslide

Het ballondebat

Leren debatteren is niet alleen nuttig, maar ook heel leuk. Met het ballondebat kan je dit gaan ervaren: je moet namelijk creatief en met humor presenteren waarom jouw personage als enige écht in de ballon moet blijven zitten.

Wat is debatteren?
Een debat is een discussievorm waarbij het de bedoeling is een standpunt te verdedigen of juist te bestrijden.

 

Slide 2 - Tekstslide

Ronde 1
Voorbereiding: 
Schrijf in je schrift:
  • welke BN'er of internationaal bekend iemand je gaat spelen;
  • waarom juist jij in de ballon moet blijven (noem minimaal twee redenen).
De namenkiezer kiest vijf leerlingen die het ballondebat gaan uitvoeren.

Iedere BN'er krijgt 1 minuut om te speechen waarom hij in de ballon moet blijven. Het publiek bepaalt welke 2 BN'ers eruit moeten. 

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Ronde 2
  • De overgebleven ballonvaarders  beargumenteren waarom de anderen overboord moeten!
  • Het publiek bepaalt wie er heeft gewonnen. 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • weet je hoe je een debat houdt en argumenten bij een stelling formuleert.
  • kun je herkennen en uitleggen wat een argument is. 
  • kun je argumenten bedenken en formuleren.

Slide 5 - Tekstslide

energizer 1-2-3’en
je werkt in tweetallen--> je telt om de beurt 1, 2, 3
leerling A begint met 1
leerling B telt door naar 2
leerling A eindigt met 3
Leerling B begint dan weer met 1

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een goede stelling?

Slide 7 - Tekstslide

Een goede stelling:


  • bevat geen ontkenning
  • bevat geen argumenten
  • is kort en bondig
  • is interessant voor voor- en tegenstanders

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Welke stelling is niet goed geformuleerd
A
Wietteelt moet gelegaliseerd worden
B
Gamen is slecht voor je
C
Ouders moeten zelf betalen voor schoolboeken
D
Alle Nederlanders moeten verplicht orgaandonor worden

Slide 10 - Quizvraag

Bedenk samen met je buurman of buurvrouw een stelling waarmee je iets wil verbeteren bij jou in de buurt of op school.

Slide 11 - Open vraag

voorbeeldstellingen
     
  • Sociale media hebben een slechte invloed op jongeren
  • Alle docenten moeten verplicht een IQ test doen
  • Pesten moet strafbaar worden gemaakt


Slide 12 - Tekstslide

opdracht
1. maak tweetallen
2. gebruik de stelling die je net bedacht hebt
3. bedenk argumenten voor en/of tegen de stelling 
4. klassikaal bespreken 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht debatteerders
Debatregistratie NK Onderbouw 
duur: 30 minuten
Leerdoelen:  1. Je leert wat belangrijk is binnen de jurycriteria 
(1) argumentatie (2) presentatie en (3)
teamwork
2. Je leert over de structuur van een debat

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Wat is een argument?
  • Een argument is een reden waarom je iets vindt. Een uitleg bij je mening.

  • Als je bijvoorbeeld zegt dat je niet naar buiten wilt dan kun je als uitleg geven:
    'ik wil niet naar buiten omdat het regent' of 'het regent, daarom wil ik niet naar buiten'. 

  • Het argument is dan: het regent.

Slide 17 - Tekstslide

signaalwoorden
  • De woorden 'omdat' en 'want' staan aan het begin van een argument.
    Voorbeeld: Ik heb meer zakgeld nodig, want kleding is duur.

  • De woorden 'daarom' en 'dus' komen juist na een argument
    Voorbeeld: Mijn nichtje is nog klein, daarom begrijpt ze niet alles wat ik zeg.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het argument in:
Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
A
Ik eet geen pindakaas
B
Ik ben allergisch
C
Ik ben dol op pindakaas
D
Ik ben allergisch voor pinda's

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het argument in:
Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
A
Gokken is verslavend
B
Gokken moet verboden worden
C
Ik ben aan gokverslaafd
D
Verslavende dingen moeten verboden worden

Slide 20 - Quizvraag

Hoe bedenk je een argument?
  • In een debat bedenk je argumenten voor of argumenten tegen de stelling. 

  • Een slimme manier om argumenten voor of tegen een stelling te bedenken, is door het stellen van een aantal vragen aan jezelf. 

  • Als je de vraag beantwoordt, komt er vanzelf een argument uit.

Slide 21 - Tekstslide

De vragen
  1. Over welk probleem gaat de stelling? Is dat een erg probleem?

  2. Wat zijn de voor- of nadelen?

  3. Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
De stelling is:

'Mobiele telefoons moeten op school verboden worden'

En jij bent voor de stelling.

Slide 23 - Tekstslide

1. Over welk probleem gaat de stelling? 
Is dat een erg pobleem?
 Het probleem is dat mobiele telefoons voor veel afleiding in de klas zorgen, waardoor leerlingen minder goed opletten.
Het is erg omdat de afleiding ervoor zorgt dat leerlingen de lesstof minder goed meekrijgen. Dit leidt tot lagere cijfers voor toetsen.

Een argument zou dus zijn:
Telefoons moeten op school verboden worden, want ze zorgen voor afleiding en dit leidt tot lagere cijfers.

Slide 24 - Tekstslide

2. Wat is een voordeel als er geen 
mobiele telefoons op school zijn?

Een voordeel van geen mobiele telefoons op school, is dat leerlingen niet stiekem of zonder overleg op de foto worden gezet of gefilmd kunnen worden.

Op internet worden veel fimpjes gedeeld van leerlingen die gepest worden of die per ongeluk iets doms doen. Het is voor die leerlingen heel erg dat dit ook nog eens door iedereen bekeken kan worden.

Een argument zou dus zijn:
Mobiele telefoons moeten op school verboden worden, want dan kunnen leerlingen niet stiekem of zonder overleg filmpjes of foto's van elkaar maken die vervolgens online worden gezet.

Slide 25 - Tekstslide

3. Wie zijn er betrokken en wat voor een effect heeft de stelling op die mensen?
Bij deze stelling zijn de leerlingen en de leraren betrokken.
Het effect op de leerlingen is de lage cijfers (argument 1)
en dat filmpjes en foto's ongevraagd gedeeld worden (argument 2). 
Het effect op de leraren is dat ze nu voor niets lesgeven omdat de leerlingen in de klas afgeleid zijn door hun mobiele telefoon.

Nog een argument zou dus zijn:
Mobiele telefoons moeten verboden worden op school, want leraren geven nu voor niets les als de leerlingen steeds op hun mobiele telefoons kijken.

Slide 26 - Tekstslide

Bedenk nu zelf een argument voor de stelling:
'Dierentuinen moeten verboden worden'
1. Over welk probleem gaat de stelling?
Is dat een erg probleem

Slide 27 - Open vraag

Bedenk nu zelf een argument voor de stelling:
'Dierentuinen moeten verboden worden'
2. Wat is een nadeel van dierentuinen?

Slide 28 - Open vraag

Bedenk nu zelf een argument voor de stelling:
'Dierentuinen moeten verboden worden'
3. Wie zijn er betrokken en wat voor effect
heeft de stelling op die mensen?

Slide 29 - Open vraag

We gaan werken met de AUB-methode, maar waar staan deze letters voor?
A
AlstUBlieft
B
Argument, Uitleg, Bijvoorbeeld
C
Argument, Uitrusting, Bedankt
D
Antwoord, Uitleg, Bedankt

Slide 30 - Quizvraag

Hoe maak je een goed argument?

  • In een debat is het belangrijk dat je je argumenten goed kunt uitleggen. Dat doe je door het nemen van drie stappen:

  1. Zeg je wat het argument (A) is, 
  2. Leg je het argument uit (U) 
  3. Geef een voorbeeld. Bijvoorbeeld... (B)

  • Je kunt dat onthouden met het ezelsbruggetje AUB...

Slide 31 - Tekstslide

AUB

  1. Argument: je noemt je argument.

  2. Uitleg: je geeft uitleg bij het argument. Dit kun je doen door twee stappen te volgen:
    1. Leg uit waarom het zo is. 2. Leg uit waarom het goed of slecht is dat het zo is.

  3. Bijvoorbeeld: Een voorbeeld dat je argument duidelijker maakt.
    Dit kunnen ook cijfers of feiten zijn die je op het internet hebt opgezocht.

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Als je AUB gebruikt om een argument voor de stelling...

  • 'Schooluniformen moeten worden verplicht'

  • ...uit te leggen, ziet dit er zo uit:

Slide 33 - Tekstslide

'Schooluniformen moeten worden verplicht'
Argument: 
Het dragen van schooluniformen zorgt ervoor dat er minder gepest wordt.

Uitleg: 
Vaak wordt iemand gepest, omdat hij er anders uit ziet. Met een schooluniform ziet iedereen er hetzelfde uit en valt die reden weg. Dat is goed, want pesten heeft grote en nare gevolgen.

Bijvoorbeeld: 
Het is bekend dat gepeste kinderen minder gelukkig zijn en soms zelfs depressief. Kijk maar naar het nieuws; sommige gepeste kinderen willen zelfs niet meer leven.

Slide 34 - Tekstslide

Het debat
  1. Opening met de partijen voorstellen. - 2 minuten
  2. Eerste partij is aan het woord (stelling + argumenten) 3 minuten
  3. Tweede partij is aan het woord (stelling + argumenten) - 3 minuten
  4. Reactiefase, partijen reageren op elkaar(s argumenten). 5 minuten
  5. Afsluitend statement. de uitsmijter. - 2 minuten

Slide 35 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 36 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 37 - Open vraag