5Latijn oefenen werkwoordsvormen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

καλοκάγαθία (=καλός καί ἀγαθός)

Mens sana in corpore sano

Slide 3 - Tekstslide

In deze les:
1. Oefenen werkwoordsvormen
2. tekst b bespreken
3. Vragen tekst b

Slide 4 - Tekstslide

Bestudeer onderstaande stamtijden
1. poscere                 poposci            –                     eisen

2. posse                    potui                  –                     kunnen 
3. premere               pressi                pressum     drukken
4. quaerere              quaesivi           quaesitum  zoeken; vragen
5. rapere (rapio)     rapui                 raptum          (snel) grijpen; roven
6. regere                    rexi                    rectum           regeren, besturen
7. relinquere             reliqui              relictum         verlaten, achterlaten
8. respondere         respondi         responsum  antwoorden
9. ridere                     risi                      risum              lachen
10. rumpere             rupi                    ruptum           breken








Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent...
poscas
A
jij eist
B
jij eist con.
C
jij zal eisen
D
jij zal eisen con.

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent...
potui
A
ik kan
B
ik heb gekund
C
ik had gekund
D
ik zal kunnen

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent...
presseris
A
jij hebt gedrukt
B
jij had gedrukt
C
jij zult drukken
D
jij zult hebben gedrukt

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent...
quaeror
A
ik zoek
B
ik word gezocht
C
ik zal zoeken
D
ik zal worden gezocht

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent...
rapiebatis
A
jullie grepen
B
jullie grepen con.
C
jullie zullen grijpen
D
jullie zijn gegrepen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent...
regi
A
ik heb geregeerd
B
ik ben geregeerd
C
te regeren
D
te worden geregeerd

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent...
relicti eratis
A
jullie hebben achtergelaten
B
jullie zijn achtergelaten
C
jullie hadden achtergelaten
D
jullie waren achtergelaten

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent...
responderes
A
jij antwoordt
B
jij antwoordt con.
C
jij antwoordde
D
jij antwoordde con.

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent...
ruperis
A
jij zal breken
B
jij zal worden gebroken
C
jij zal hebben gebroken
D
jij zal zijn gebroken

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent...
relinquatur
A
hij verlaat
B
hij verlaat con.
C
hij wordt verlaten
D
hij wordt verlaten con.

Slide 15 - Quizvraag

Tekst b
  1. Illud maxime revolvo mecum: si corpus perduci exercitatione 
  2. ad hanc patientiam potest, qua et pugnos pariter et calces non 
  3. unius hominis ferat, qua solem ardentissimum in 
  4. ferventissimo pulvere sustinens aliquis et sanguine suo
  5. madens diem ducat, quanto facilius animus conroborari 
  6. possit, ut fortunae ictus invictus excipiat, ut proiectus, ut 
  7. conculcatus exsurgat.

Slide 16 - Tekstslide

Beantwoord onderstaande vragen:
1. Illud maxime revolvo mecum (1): wát overdenkt Seneca dan? Baseer je antwoord op de voorgaande tekst.
2. Si corpus t/m exsurgat (1-7): vat deze zin samen in je eigen woorden.
3. Ut proiectus, ut conculatus exsurgat (6-7): waarmee wordt in deze metafoor het ontwikkelen van de geest vergeleken?
4. Corpus multis eget rebus (7): citeer uit het vervolg drie voorbeelden van deze rebus.
5. Illis (8): wie worden bedoeld?
6. Corpus t/m bonum, tecum est (7-11): noteer 2 trikola.
7. In deze passage past Seneca een a-fortiori-(‘des-te-meer’)redenering toe: als A het geval is, dan zal B des te meer het geval zijn. Formuleer deze des-te-meer-redenering in je eigen woorden.

Slide 17 - Tekstslide

Het doel van de Stoa is ...
Iemand die op weg is om wijs te worden.
Volgens de Stoa is de ware deugd ...
Is volkomen gelukkig en volmaakt, verheven boven de mensen en
onverschrokken.
Is iemand die een gebrek aan wijsheid heeft.
Zijn dingen in ons leven die ons niet beter of
slechter maken, oftewel: dingen die er niet toe doen.
sapiens
indifferentia
geluk
dom
proficiens
wijsheid

Slide 18 - Sleepvraag