Herhaling week 1 tot en met 4

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SociaalzekerheidsrechtMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling lesstof
  • Toeslagenwet DKG blz. 175 
  • WAZO DKG blz. 214 
  • Participatiewet (bijstand) DKG blz. 189 
  • Participatiewet (Wsw) DKG blz. 99
  • Participatiewet (Wajong) DKG blz. 76
  • IOW - IOAW - IOAZ DKG blz. 180-189

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Vragen maken (max 2 min p/vr);
  • Toelichting volgt waar nodig blijkt;
  • Iedereen komt (zo mogelijk) aan de beurt!

Slide 4 - Tekstslide

Toeslagenwet
  • Is een sociale voorziening
  • Verschil bij bijstand? Geen vermogenstoets
  • Norm voor alleenstaande of alleenstaande ouder komt neer op 70% van minimumloon
  • Norm voor gehuwden/samenwonenden komt neer op 100% van het minimumloon
  • Uitkering + toeslag = niet meer dan vorige loon!

Slide 5 - Tekstslide

Door wie wordt de Toeslagenwet uitgevoerd?
A
Belastingdienst
B
Gemeente
C
SVB
D
UWV

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer heb je recht op toeslag?
(Vermeld in je antwoord ook de blz. in DKG!)

Slide 7 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met "het sociaal minimum"?
A
het bedrag dat je verdient wanneer je voor het eerst gaat werken
B
het bedrag dat je nodig hebt om in je levensonderhoud te kunnen voorzien

Slide 8 - Quizvraag

Arie is 21 jaar, alleenstaand en woont op kamers. Hij ontvangt een WW-uitkering van 70% van het minimumjeugdloon. Wat wordt de hoogte van zijn toeslag?
A
Hij behoudt diezelfde 70%, want mag niet meer ontvangen dan toen hij nog werkte
B
Hij ontvangt een aanvulling tot 100% van het brutominimumloon of maximaal bedrag dat hij ontving toen hij nog werkte
C
Hij ontvangt een aanvulling tot 70% van het minimumloon, maar mag niet meer ontvangen dan toen hij nog werkte

Slide 9 - Quizvraag

Yasmine is alleenstaande moeder met WW-uitkering van 70% van het minimumloon. Daarnaast ontvangt zij kinderalimentatie van € 450 p/mnd. Heeft zij nog recht op aanvullende toeslag op grond van de TW?

Typ "Ja" of "Nee".

Slide 10 - Open vraag

Wat regelt de WAZO?
A
Een speciale voorziening, zoals traplift
B
Bijzondere hulp, zoals kraamzorg
C
Een tegemoetkoming bij arbeidsongeschiktheid
D
Bijzonder verlof, zoals bij ernstige ziekte

Slide 11 - Quizvraag

Sanne is op 21 maart uitgerekend van haar eerste kind. Zij neemt 4 weken daarvoor zwangerschaps- en bevallingsverlof op. Zij bevalt toevallig ook op 21 maart.

Hoelang heeft zij na de bevalling nog recht op uitkering?
A
Nog 6 weken
B
Nog 10 weken
C
Nog 12 weken
D
Nog 16 weken

Slide 12 - Quizvraag

Toelichting
  • Zwangerschaps- en bevallingsverlof = tm 16 weken DKG blz. 215
  • Zelf ingang verlof kiezen (4-6 wkn voor uitgerekende datum)
  • Tijdens verlof recht op uitkering: zwangerschapsverlof = zwangerschapsuitkering / bevallingsverlof = bevallingsuitkering
  • Periode uitkering gelijk aan periode verlof DKG blz. 216

Slide 13 - Tekstslide

Ruud werkt 24 uur per week. Het afgelopen jaar heeft Ruud 60 uur voor zijn alleenstaande ziekte moeder gezorgd.

Hoeveel moet zijn werkgever hem ten minste doorbetalen?
A
60 uur
B
Ruud heeft 60 uur recht op 70% van het minimumloon
C
Ruud heeft 24 uur recht op 70% van het minimumloon
D
Ruud heeft 48 uur recht op 70% van het minimumloon

Slide 14 - Quizvraag

Hans en Mia zijn getrouwd. Hans verdient € 600,00 netto per maand verdient.
Hoe hoog is de bijstandsuitkering van Mia?
A
€ 699,22
B
€ 798,43
C
€ 978,90
D
€ 1.398,43

Slide 15 - Quizvraag

Na een verbroken relatie raakt Sophie haar baan kwijt. Ze besluit daarom bij haar ouders in te trekken. Na drie maanden WW-uitkering heeft zij geen inkomen meer.
Heeft Sophie daarna recht op een bijstandsuitkering en zo ja, voor welk bedrag?
A
Nee, ze moet snel een baan vinden!
B
Ja, 43,33% van de bijstandsnorm = € 605,99
C
Ja, 70% van de bijstandsnorm = 978,90
D
Ja, maar als alleenstaande slechts 50% van de bijstandsnorm = € 699,22

Slide 16 - Quizvraag

Noud heeft psychische problemen, maar kan en wil wel werken. Waarop kan Noud een beroep doen?
A
Wsw
B
Bijstand
C
Wajong

Slide 17 - Quizvraag

Aan welke voorwaarden moet je voldoen om recht te hebben op een Wajong-uitkering 2015?

Let op: er zijn meerdere antwoorden goed!
A
Je MOET in NL wonen
B
Je kunt niet (meer) werken
C
Je bent minimaal 18 jaar
D
Je bent minimaal 16 jaar

Slide 18 - Quizvraag

De Wajong kent drie regimes.
Welke ken je?

Slide 19 - Open vraag

Wanneer kun je tegenwoordig een beroep doen op Wajong en hoe hoog is de uitkering dan?

Slide 20 - Open vraag

Toelichting bij vraag
Pieter (geb: 8 januari 1955 en gehuwd) ontvangt als gevolg van een mislukte operatie een WGA-uitkering. Om toch wat te kunnen werken, werkt Pieter enkele uren per week als congierge op een basisschool.

Na herkeuring blijkt dat hij niet langer meer dan 35% arbeidsongeschikt is. 

Van het inkomen dat hij verdient, kunnen hij en zijn vrouw niet rondkomen.

Slide 21 - Tekstslide

Op welke voorziening kan Pieter een beroep doen en hoe hoog is dan zijn uitkering?
A
IOW, 70% van minimumloon
B
IOW, 100% van minimumloon
C
IOAW, 70% van minimumloon
D
IOAW, 100% van minimumloon

Slide 22 - Quizvraag

Toelichting bij vraag
Jan heeft onlangs zijn klusbedrijf beëindigd. Het bedrijf verkeerde al enkele jaren in zwaar weer, maar de corona-crisis heeft hem de das om gedaan.

Gelukkig ontvangt zijn vrouw nog wat inkomsten uit de verhuur van een appartementje (waarde € 140.000). Dit is echter niet voldoende om in het levensonderhoud te kunnen voorzien, dus Jan vraagt een IOAZ-uitkering aan.

Slide 23 - Tekstslide

Leidt het vermogen van zijn vrouw tot een afwijzing van de aanvraag van Jan?
A
Ja, bij de aanvraag wordt rekening gehouden met aanwezig voordeel uit vermogen
B
Nee, hij heeft desondanks recht op een volledige IOAZ-uitkering
C
Nee, maar haar inkomsten leiden wel tot een lagere uitkering

Slide 24 - Quizvraag