Betoog schrijven_les 3

maandag 8 februari
- vragen over bronnen, beoordelingsmodel en stof uit Kern? 
- argumentatiestructuren
- betoog schrijven (zie opdracht) - deadline maandagochtend 15 februari
- eindopdracht literatuur (boek 2) 
- boek 3 kiezen - boekenclub
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

maandag 8 februari
- vragen over bronnen, beoordelingsmodel en stof uit Kern? 
- argumentatiestructuren
- betoog schrijven (zie opdracht) - deadline maandagochtend 15 februari
- eindopdracht literatuur (boek 2) 
- boek 3 kiezen - boekenclub

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Soorten argumentatie
- Enkelvoudige argumentatie
- Nevenschikkende argumentatie
- Onderschikkende argumentatie

Slide 3 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 4 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Als je een van de twee ontkracht, klopt je argumentatie niet meer.

Slide 5 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 6 - Tekstslide

Het Montessori Lyceum is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 7 - Quizvraag

Het Montessori Lyceum is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 8 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 9 - Quizvraag

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 10 - Tekstslide

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger .

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 11 - Tekstslide

Mensen met tattoos hebben geen impulsremming
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 12 - Quizvraag

Een goede docent geeft meer om zijn leerlingen dan om zijn vak.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 13 - Quizvraag

De meeste schoolliefdes lopen op niets uit.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

tegenargument en weerlegging
tegenargument = argument tegen de stelling
weerlegging = argument tegen het (tegen)argument

Slide 16 - Tekstslide

Met een tegenargument ontkracht je een
A
standpunt
B
argument

Slide 17 - Quizvraag

Met een weerlegging ontkracht je een
A
standpunt
B
argument

Slide 18 - Quizvraag

tegenargument of weerlegging?
Jongeren moeten minderen met smartphonegebruik. Op smartphones kunnen ze ook veel nuttige informatie vinden. Uit onderzoek van TNO blijkt dat hiervan weinig gebruik wordt gemaakt.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 19 - Quizvraag

tegenargument of weerlegging?
Jongeren moeten minderen met smartphonegebruik. Op smartphones kunnen ze ook veel nuttige informatie vinden. Uit onderzoek van TNO blijkt dat hiervan weinig gebruik wordt gemaakt.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 20 - Quizvraag