Herhaling H2.3

2.3.5: Over welk soort zaken spreekt een politierechter recht?

A
Misdrijven waarop een maximum straf staat van minder dan 1 jaar.
B
Eenvoudig te bewijzen misdrijven waarbij de OvJ maximaal 1 jaar gevangenisstraf zal eisen.
C
Misdrijven waarop een maximum straf staat van minder dan 1 jaar en die eenvoudig te bewijzen zijn.
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

2.3.5: Over welk soort zaken spreekt een politierechter recht?

A
Misdrijven waarop een maximum straf staat van minder dan 1 jaar.
B
Eenvoudig te bewijzen misdrijven waarbij de OvJ maximaal 1 jaar gevangenisstraf zal eisen.
C
Misdrijven waarop een maximum straf staat van minder dan 1 jaar en die eenvoudig te bewijzen zijn.

Slide 1 - Quizvraag

2.3.6: Welke uitspraak is juist over de openbaarheid van terechtzittingen met betrekking tot strafrechtelijk minderjarigen?

A
Deze vinden plaats achter gesloten deuren.
B
Deze zijn in beginsel openbaar, maar kunnen in het belang van de jeugdige verdachte achter gesloten deuren worden afgehandeld.
C
Deze zijn in beginsel niet openbaar. Als het algemeen belang zich hiertegen verzet, kan hiervan worden afgeweken.

Slide 2 - Quizvraag

2.3.7: Welke uitspraak is juist over het gerechtshof?

A
Deze behandelt hoger beroepzaken in eerste aanleg.
B
Deze behandelt hoger beroepzaken nadat deze in eerder in eerste aanleg zijn behandeld.
C
Deze behandelt hoger beroepzaken in cassatie.

Slide 3 - Quizvraag

2.3.9: Hoe noemen we de aanklager bij het gerechtshof?

A
De officier van justitie.
B
De raadsheer-generaal.
C
De advocaat-generaal.

Slide 4 - Quizvraag

2.3.10: Welke uitspraak is juist over het gerechtshof?

A
Dit hof behandelt de zaak inhoudelijk nadat deze is behandeld door een rechtbank of is terugverwezen door de Hoge Raad.
B
Dit hof behandelt de zaak op procedure nadat deze is behandeld door een rechtbank of is terugverwezen door de Hoge Raad. Het hof kijkt of het recht wel op de juiste wijze is toegepast.
C
Dit hof behandelt alleen zaken die in eerste instantie zijn behandeld door een rechtbank. Afhankelijk van de rechtsvraag wordt de zaak inhoudelijk of op procedure behandeld.
D
Dit hof behandelt de zaak inhoudelijk en op procedure nadat deze is behandeld door een rechtbank of is terugverwezen door de Hoge Raad.

Slide 5 - Quizvraag

2.3.13: Welke uitspraak is juist over de Hoge Raad?

A
Dit hof behandelt de zaak op procedure nadat deze is behandeld door een gerechtshof. Afhankelijk van de rechtsvraag wordt de zaak inhoudelijk of op procedure behandeld.
B
Dit hof behandelt de zaak op procedure nadat deze is behandeld door een gerechtshof. Afhankelijk van de rechtsvraag wordt de zaak inhoudelijk of op procedure behandeld.
C
Hoge Raad behandelt de zaak op procedure nadat deze is behandeld door een gerechtshof. De Hoge Raad kijkt of het recht wel op de juiste wijze is toegepast.
D
De Hoge Raad behandelt de zaak inhoudelijk en op procedure nadat deze is behandeld door het gerechtshof.

Slide 6 - Quizvraag

2.3.14: Behandelt de Hoge Raad zaken in eerste aanleg?

A
Nee, zij behandelen slechts cassatiezaken en herzieningszaken in het belang der wet.
B
Ja, maar dan gaat het om bepaalde strafbare feiten die door ministers en staatssecretarissen en leden der Staten-Generaal vermoedelijk zijn gepleegd.
C
Nee, eerste aanleg zaken zijn voorbestemd aan de rechtbanken.

Slide 7 - Quizvraag

2.3.15: Voor welke rechter moet een minister verschijnen als hij een strafbaar feit heeft gepleegd?

A
Voor de rechtbank bij gewone feiten en voor de Hoge Raad indien het een ambtsdelict betreft.
B
Voor de Hoge Raad.
C
Voor de rechtbank.

Slide 8 - Quizvraag

2.3.16: Wat is de rol van de procureur-generaal bij de Hoge Raad bij cassatiezaken.

A
Hij is dan de openbaar aanklager van het OM.
B
Hij is dan de onafhankelijke openbaar aanklager.
C
Hij geeft dan onafhankelijk advies.

Slide 9 - Quizvraag

2.3.19: Wie stelt cassatie in?

A
De officier van justitie of de verdachte.
B
De procureur-generaal van het gerechtshof.
C
Het OM of de verdachte.

Slide 10 - Quizvraag

2.3.20: Welke uitspraak is juist over cassatie?

A
Cassatie wordt in de regel schriftelijk ingesteld en hierbij wordt de zaak niet inhoudelijk, maar op procedure behandeld.
B
Cassatie wordt feitelijk op dezelfde wijze ingesteld als een hoger beroep bij een gerechtshof en hierbij wordt de zaak op inhoud en procedure behandeld.
C
Cassatie wordt feitelijk op dezelfde wijze ingesteld als een hoger beroep bij een gerechtshof en hierbij wordt de zaak niet op inhoud, maar op procedure behandeld.

Slide 11 - Quizvraag

2.3.23: Wat gebeurt er als de Hoge Raad degene die de cassatie heeft ingediend in het gelijk stelt?

A
Dan wordt de zaak in de regel terugverwezen naar een ander gerechtshof dan het gerechtshof dat de zaak in eerste instantie heeft behandeld.
B
Dan wordt de zaak in de regel terugverwezen naar het gerechtshof wat de zaak in eerste instantie heeft behandeld.
C
Dan wordt de zaak in de regel door de Hoge Raad zelf afgedaan.

Slide 12 - Quizvraag

2.3.24: Wat wordt bedoeld met cassatie in het belang der wet?

A
Dit zijn zaken die daarvoor in hoger beroep zijn behandeld door het gerechtshof.
B
Dit zijn zaken die daarvoor in tweede aanleg zijn behandeld door een rechtbank.
C
Dit zijn zaken die worden behandeld naar aanleiding van een rechtsvraag in het algemeen belang.

Slide 13 - Quizvraag

2.3.26: Wat zijn de gevolgen van een uitspraak naar aanleiding van een cassatie in het belang der wet?

A
De uitspraak moet in de regel door rechters worden meegenomen als zij zaken voor zich krijgen die betrekking hebben op deze uitspraak.
B
Alle zaken waarin in het verleden uitspraken zijn gedaan door rechters en die betrekking hebben op de door de Hoge Raad behandelde cassatie in het belang der wet moeten worden herzien.
C
De rechters zijn vrij om deze uitspraak mee te laten wegen in zaken die betrekking hebben op de uitspraak naar aanleiding van de cassatie in het belang der wet.

Slide 14 - Quizvraag

2.3.27: Welke uitspraak is juist over cassatie in het belang der wet?

A
Dit bijzondere rechtsmiddel wordt ingezet als er onduidelijkheid bestaat over een juridisch begrip waardoor rechters uiteenlopende uitspraken doen in vergelijkbare zaken.
B
Dit gewone rechtsmiddel wordt ingezet als gerechtshoven in hoger beroep vaak bepaald soort zaken krijgen waarbij onduidelijkheid bestaat over een juridisch begrip.
C
Dit gewone rechtsmiddel wordt veelal ingezet naar aanleiding van uiteenlopende zaken die betrekking hebben op eenzelfde juridisch begrip waarover onder rechters onduidelijkheid bestaat.

Slide 15 - Quizvraag

2.3.28: Wat wordt bedoeld met herziening van een zaak?

A
Dit betreft het behandelen in hoger beroep door een gerechtshof. De zaak wordt feitelijk weer opnieuw behandeld.
B
Dit betreft het behandelen van een zaak in cassatie door de Hoge Raad. Deze kijkt dan of het gerechtshof zijn werk wel goed heeft gedaan en kan de uitspraak dan herzien.
C
Dit bijzondere rechtsmiddel kan in bijzondere gevallen worden ingesteld. Het betreft hier een herziening van een onherroepelijke zaak.

Slide 16 - Quizvraag

2.3.29: In welke gevallen kan een zaak worden herzien?

A
Als het OM of de verdachte het oneens zijn met de uitspraak van het gerechtshof en willen dat de zaak wordt herzien.
B
Als er nieuwe feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die nog niet bekend waren op het moment dat de uitspraak in de zaak onherroepelijk werd. Ten voordele van de verdachte is dit altijd mogelijk.
C
Als het OM of de verdachte het niet eens zijn met de uitspraak van de Hoger Raad kunnen zij om een inhoudelijke herziening verzoeken

Slide 17 - Quizvraag