Literatuur ruimte en setting

 Literatuur
Literaire begrippen:
- ruimte en setting
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Literatuur
Literaire begrippen:
- ruimte en setting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kent de term setting (decor) en kunt de term toepassen op de gelezen literatuur.
Je weet wat de functie van literaire ruimtes is.
Vooraf: Wat weet je nog van personages en perspectief?


Uitleg: literaire setting en ruimte


Samenwerken: beantwoord de vragen bij het filmfragment.


Zelfstandig maken: lees het fragment uit Magnus en beantwoord de vragen


Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Een ander woord voor personages:
A
verhaalfiguren
B
helden
C
schurken
D
echte mensen

Slide 3 - Quizvraag

Donald Duck

A
flat character
B
round character

Slide 4 - Quizvraag

Als een hoofdpersoon een karakterontwikkeling doormaakt, spreek je ook wel van een:
A
Flat character
B
Round character

Slide 5 - Quizvraag

Bij een type worden bepaalde kenmerken van een personage of groep personages overdreven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Moet een verhaalfiguur altijd een ontwikkeling doormaken?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

De toren van Babel - Annie M.G. Schmidt
In mijn onschuld dacht ik, dat het bouwen van een huis een vrij simpele affaire zou zijn. Ze doen het al zo lang... dacht ik. Mensen bouwen al zo lang huizen. Zeker al tienduizend jaar of langer. Het is net zoiets als brood bakken, dat doen ze ook al zo lang. En bouwen... zo'n achtduizend jaar geleden maakten ze al heel ingewikkelde pyramides, dacht ik. En de toren van Babel ook... nou ja goed, het ding is nooit afgekomen, maar nu zijn ze toch al weer zoveel verder en bovendien: mijn huis behoeft geen toren van Babel te worden, liever zelfs niet. Zo maar een huisje. Op de tekening, die de architect voor ons gemaakt had, was het zo eenvoudig. Enkel maar een paar kamers, rechte kamers, naast elkaar en een plat dak. En geen kwestie van spitsbogen of beeldhouwwerken, of van torentjes of van kantelen of van koepels of erkers of koekoeksramen, zo maar rechttoe, recht an een huis. Dat kon niet zoveel hoofdbrekens kosten, dacht ik.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 11 - Quizvraag


Karakter - Bordewijk
Tot zijn eenentwintigste was hij toen in een boekhandel werkzaam als magazijnknecht, niet in de winkel. Dit was het eerste baantje dat hem enige bevrediging gaf, want te hooi en te gras kon hij nu zijn kennis vergroten. Maar hij schoot er niet op, hij verdiende nog steeds niet genoeg om op zichzelf te staan, hij bleef bij haar wonen.
Op een stroeve manier gingen zij met elkaar om. Hij was voor haar toch geen kwade zoon. ’s Zondagsmiddags gingen zij altijd wandelen. Ze wou naar de rivier, nooit ergens anders heen, zo gingen ze naar het Park of naar de Oude Plantage. Ze keken over het water, ze zeiden weinig, hun stilzwijgen was soms op de grens van vijandschap.


Slide 12 - Tekstslide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het perspectief?
A
Ik-perspectief
B
Personaal perspectief
C
Alwetende/auctoriale verteller

Slide 15 - Quizvraag

Setting en ruimte
Beeld van het decor van een verhaal
Genre en sfeer van het verhaal
Decor is nooit toevallig

Slide 16 - Tekstslide

Ruimte
  • de plaats van handeling
  • het weer, seizoen
  • speelt het verhaal in het verleden of de toekomst?
  • relatie met thematiek

De ruimte zorgt voor sfeer en spanning. 

Slide 17 - Tekstslide

Ruimte
De ruimte in een verhaal kan veel invloed hebben op de interpretatie. Er zijn vier soorten ruimte: 
1. functionele ruimte, 
2. decoratieve ruimte, 
3. begeleidende ruimte en 
4. contrasterende ruimte.

Slide 18 - Tekstslide

De functionele ruimte
de plaats van de handeling is van groot belang voor het verhaal. De ruimte heeft een functie. 
Voorbeeld: een horrorverhaal start in de kerkers van een verlaten kasteel, bij volle maan, terwijl het regent en bliksemt.

Slide 19 - Tekstslide

De decoratieve ruimte
de ruimte heeft geen enkel belang in het verhaal. De ruimte is functieloos en is er enkel ter decoratie. De decoratieve ruimte is beschrijvend voor een verhaal.

Slide 20 - Tekstslide

De begeleidende (of karakteristieke) ruimte
de ruimte ondersteunt de handeling van de personages. 

Voorbeeld: een prinses huilt omdat de prins moet vertrekken, en buiten stormt het en regent het pijpenstelen.

Slide 21 - Tekstslide

De contrasterende ruimte
de plaats van handeling staat in contrast met de handeling. 

Voorbeeld: een prinses huilt omdat de prins moet vertrekken, maar buiten schijnt de zon.

Slide 22 - Tekstslide

Ruimte
  • parallel: ruimte komt overeen met de gebeurtenissen en de gevoelens van de personages
  • contrast: ruimte is tegengesteld aan de gebeurtenissen en de gevoelens van de personages.

Slide 23 - Tekstslide

Bekijk het volgende fragment
Overleg in een duo en noteer:

- Welke setting en ruimte zie je in dit fragment?
- Wat voor soort film denk je te gaan zien?
- Welke dingen neem je aan als je de inleiding ziet? 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Lees het fragment uit Magnus
- Noteer de personages en zet erbij of het hoofd- of bijpersonen zijn. 
- Noteer alle karaktereigenschappen van de personages (karakteriseer de personages): wat weet je allemaal over ze?
- In welk perspectief is het verhaal geschreven? Beargumenteer je antwoord.
- Wat kun je over de setting vertellen?

Slide 26 - Tekstslide