NB vogels kijken

Wat weet je van dit voorwerp?
1 / 16
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat weet je van dit voorwerp?

Slide 1 - Open vraag

Deze gebruiken ze om vogels te bekijken, waarom?

Slide 2 - Open vraag

Welke vogels hebben ze
hiermee gevolgd/bekeken?

Slide 3 - Woordweb

Doel van de les:
De leerlingen leren de tekst actief te lezen aan de hand van sleutelvragen. Ook oefenen ze met het stellen van vragen bij een tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Voorspellen

We voorspellen aan de hand van de deeltitels waar de tekst over gaat.


Titel van de tekst:

Beleef de vogels

Slide 5 - Tekstslide

Live

Slide 6 - Woordweb

Bescherming

Slide 7 - Woordweb

Bescherming

Slide 8 - Woordweb

Vogels en de natuur

Slide 9 - Woordweb

Welke 3 vragen kan je bedenken over dit onderwerp?

Slide 10 - Open vraag

Woordenlijst
De webcam: een camera waarvan de gefilmde beelden rechtstreeks via internet bekeken kunnen worden.

De broedvogel: een vogel die eieren aan het uitbroeden is.

Verwezenlijken: zorgen dat het echt gebeurt

Slide 11 - Tekstslide

NB-journaal


Bekijk het journaal van nieuwsbegrip.

Slide 12 - Tekstslide

Beantwoord de  volgende vragen:
  1. Via welke website kan je kijken naar deze webcam filmpjes?
  2. Hoe heet het webcam-project dit jaar?
  3. Waarom is de lente een druk seizoen voor vogels?
  4. Hoeveel soorte vogels kan je dit jaar volgen?
  5. Hoeveel mensen kijken naar zo'n live stream?
  6. Waarom is de natuur soms ook heel hard om te zien?

Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden
  1. website van de vogelbescherming
  2. Beleef de lente
  3. nesten bouwen, kuikens worden geboren en grootgebracht
  4. 12 soorten
  5. bijna 1 miljoen mensen
  6. Dood ooievaarsjong wordt uit nest gegooid of opgegeten.

Slide 14 - Tekstslide

Lezen
  • Lees de tekst!


  • Onderstreep de belangrijke zaken.

Slide 15 - Tekstslide

Vragen maken
  • Maak de sleutelvragen bij opdracht 1 (blz. 2)
  • Vul het oorzaak-gevolgschema in bij opdracht 2 (blz. 3)

Slide 16 - Tekstslide