4.5 Vikingen


De Middeleeuwen

4.5 De Vikingen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


De Middeleeuwen

4.5 De Vikingen

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
900: Vikingen gaan met hun schepen vanuit Scandinavie op rooftocht.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ken je de begrippen Noormannen, Vikingen, rooftochten en Scandinavie. (R)

  • kun je herkennen en uitleggen wie de Vikingen waren . (T1)

  • kun je voorbeelden geven van positieve gevolgen en negatieve gevolgen van de komst van de Vikingen. (T2)

  • kun je beagrumenteren welke feiten en meningen er over de Vikingen bestaan. (I)

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zag een viking eruit? Sleep het plaatje naar het juiste vak,
Verzonnen / niet waar 
Feit / waar

Slide 5 - Sleepvraag

Noormannen
  • Rond het jaar 900 vertrekken de Noormannen (of Vikingen) vanuit Scandinavië.

  • De Vikingen hebben erg goede schepen.

  • Ze gebruikten hun schepen om handel te drijven, maar ook om op rooftocht te gaan.
De Vikingen geloofden dat ze in het Walhalla (de Vikinghemel) kwamen als zij dapper vochten. Sterven in de strijd was de hoogte mogelijke eer.
Valt het je ook op dat de Vikingen op de afbeelding helmen zonder hoorns dragen... Dat komt omdat de hoorns er later bij bedacht zijn, in het echt hadden ze dat helemaal niet!

Slide 6 - Tekstslide

Vanuit Denmarken, Noorwegen en Zweden (Scandinavie) reisden de Noormannen heel de wereld over om te handelen en te plunderen.
De Noormannen ontdekten veel nieuwe plekken en vaak gingen groepen op zulke ontdekte plekken wonen. Ze stichtten daar nieuwe nederzettingen. De Vikingen waren zelfs eerder in Amerika dan Columbus!

Slide 7 - Tekstslide

Vikingen hadden kleine snelle schepen met een draak aan de voorkant
Met deze schepen kwamen ze vanuit Scandinavië (Denemarken, Noorwegen, Zweden enz.) en plunderden ze steden in de kustgebieden
Dit is de aanvoerder van deze vikinggroep. Hoe meer zijn groep plunderde hoe groter zijn status was in zijn thuisgebied
De rook van een brandende stad, in dit geval 'Dorestad', nu bekend als Wijk bij Duurstede
Voorbeelden van geplunderde spullen, naast goud en zwaarden werden er ook mensen meegenomen die in Scnaidnavië als slaaf moesten werken
Vikingen die aan komen lopen met de buit. Wat vikingen vaak deden was wachten tot zondag, omdat dan iedereen in de kerk zat en zij rustig de mensen gevangen konden nemen

Slide 8 - Tekstslide





Schepen
Om te reizen bouwden de Vikingen goede schepen, de bekendste is het langschip. Dit schip was snel en licht, en geschikt voor handel en oorlog. Ze konden met die schepen goed op de zee en goed op de rivieren varen, een groot voordeel!
Op de voorkant werd vaak uit hout een draken- of slangenkop gesneden om tegenstanders bang te maken en boze geesten te verjagen.

Slide 9 - Tekstslide

Welk recht van horigen zie je op de afbeelding? (op de achtergrond zie je brandende dorpen die door de Vikingen geplunderd zijn)

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Sleep de afbeeldingen naar het juiste vak. Kies of de afbeelding een oorzaak of gevolg is van de komst van de vikingen.
                         
Oorzaak
Gevolg

Slide 12 - Sleepvraag


Video

De Vikingen

Slide 13 - Tekstslide

5

Slide 14 - Video

03:23
Leg uit waarom de schepen van de vikingen zo goed waren?

Slide 15 - Open vraag

08:16
Welke landen ontdekten de Vikingen?
A
Walhalla - IJsland - Amerika
B
IJsland - Groenland - Amerika
C
Walhalla - IJsland - Groenland
D
Walhalla - Groenland - Amerika

Slide 16 - Quizvraag

10:29
Waar zijn de Vikingen nu en wie vallen ze aan?

Slide 17 - Open vraag

12:23
Wat is het grootste verschil tussen het geloof van de Vikingen en het christelijke geloof?

Slide 18 - Open vraag

13:25
Wat is het vaderland van de Vikingen?
A
Scandinavië
B
IJsland
C
Zweden/Noorwegen
D
Walhalla

Slide 19 - Quizvraag

Goden
De vikingen geloven in meerdere goden (polytheïsme)

Monotheïsme =  geloof in één god




Slide 20 - Tekstslide

📍Opdracht Goden -> Hemel en Aarde
De Vikingen geloofden in veel goden. De belangrijkste god was de god Odin. Hij was de baas van het hiernamaals. De Vikingen werden, net als de rest van Europa, rond het jaar 1000 christelijk. Toch kun je nog overblijfselen vinden van hun oude goden in onze tijd. Je kunt de namen van 3 goden terugvinden in onze namen van de dagen van de week. 
✅ Zoek zelf op internet naar het antwoord.
  1. Hoe heette dit paradijs van de Vikingen?
  2.  De Vikingen waren niet bang voor de dood, ze wilden juist graag naar het paradijs. Waarom?
    3. Welke dagen  van de week zijn dat?
    4. Van welke goden zijn ze afgeleid?
      

websites
www.vikingen.nl
https://www.entoen.nu/nl/utrecht/onderwijscanon/dorestad
wikipedia

Slide 21 - Tekstslide

De Vikingen geloven in meerdere goden. Zij geloven dat de dapperste strijders bij Odin in het Walhalla komen om elke dag te vechten en te feesten.
Uiteindelijk zullen zij tijdens Ragnarok met Odin, Thor en Floki gaan vechten tegen Fenrir de wolf om de wereld te redden.

Slide 22 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
  • Noormannen
  • Vikingen
  • Rooftochten
  • Scandinavie

Slide 23 - Tekstslide

Personen uit deze les

  • Leif Erikson

Slide 24 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les
  • 900: Vikingen gaan op handels- en rooftocht.

Slide 25 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 26 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 27 - Open vraag

          Aan de slag
Hoofdstuk 4.5
  • Opdracht 3, 5 en 7 

Slide 28 - Tekstslide