Par. 3.2 Democratie in Nederland

3.2 DEMOCRATIE IN NEDERLAND
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.2 DEMOCRATIE IN NEDERLAND

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen opschrijven
  1. Wat veranderde door de grondwet van 1848?
  2. Hoe werd het kiesrecht uitgebreid?

Vorige les:
  1. Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd?
  2. Wie was Thorbecke?
  3. Wie waren de liberalen?
  4. Waarom gaf koning Willem II Thorbeck de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven?

Slide 2 - Tekstslide

Het bestuur van Nederland vanaf 1815
Achtergrond:
  • Napoleon werd verslagen
  • Congres van Wenen
  • Willem I werd koning. 
  • De Nederlanden waren een constitutionele monarchie

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent "constitutionele monarchie?"

Slide 4 - Open vraag

Het bestuur van Nederland vanaf 1815
1815: NL en Belgie samengevoegd: 
Koninkrijk der Nederlanden. Nederland kreeg een parlement (volksvertegenwoordiging): 
                         De Staten-Generaal. 
Eerste Kamer: gekozen door Koning: Willem I Provinciale Staten: gekozen door edelen en regenten 
Tweede Kamer: gekozen door leden van de Provinciale Staten 
Eerste Kamer en Tweede Kamer =  het parlement. 

Slide 5 - Tekstslide

Wie kiest NU de leden van de Tweede kamer?
A
De koning
B
De Provinciale Staten
C
Het volk
D
De Tweede Kamer

Slide 6 - Quizvraag

Wie had vanaf 1815 de macht?
Het parlement moest nieuwe wetten goedkeuren, maar had weinig macht. 
De koning was het staatshoofd en regeringsleider
In de regering zitten de ministers en de regeringsleider (staatshoofd/koning)

Ministers moesten koning gehoorzamen. Koning : - benoemde en ontsloeg ministers
                  - besliste over leger/buitenlandse                               politiek 

Koning Willem I was staatshoofd (de persoon met het hoogste gezag in de staat) en regeeringsleider (aanvoerder van de regering die bestond uit hemzelf en zijn ministers).


Slide 7 - Tekstslide

Hoe veel macht had de koning?
  • Ministers benoemen en ontslaan. 
  • Hij besliste in zijn eentje over het leger, de buitenlandse politiek en de kolonies. 
  • Mocht geld uitgeven zonder het parlement te informeren. 

Tot 1830 een autoritair bestuur... en de Belgen waren ontevreden!

Slide 8 - Tekstslide

Een staatshoofd is...
A
De baas van de Tweede Kamer.
B
Persoon met het hoogste gezag in het land.
C
De eerste minister
D
Hoofd van het parlement

Slide 9 - Quizvraag

De regeringsleider is...
A
Hoofd van de regering/ministers
B
Aanvoerder van het leger.
C
Voorzitter van de Eerste Kamer.
D
Lijsttrekker

Slide 10 - Quizvraag

Wie had de macht in de Nederlanden in 1815?
A
De Staten-Generaal
B
Alleen de Eerste Kamer
C
De Provinciale Staten
D
De koning

Slide 11 - Quizvraag

Wie heeft de macht in Nederland nu?
A
De koning
B
De Staten-Generaal
C
De minister president
D
De regering.

Slide 12 - Quizvraag

Wat weet je over; lees in je boek info over:
  • Belgische Revolutie
  • Liberalen en Thorbecke
  • Willem II wordt liberaal
  • 1848: revolutie jaar in Europa
  • Willem II vraagt Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven!

Slide 13 - Tekstslide

Belgische Revolutie (Opstand)
1830-1839

Gevolgen:
- 1839: Nederland erkent onafhankelijk België
- NL verliest groot deel van industrie en grondstofbronnen
- 1840: Willem I afstand v/d troon >> Willem II de nieuwe koning

Slide 14 - Tekstslide

De Liberalen
Steeds meer mensen zijn ontevreden over bestuur. 

Liberalen: burgers die streven naar meer vrijheid  (godsdienst/persvrijheid) en invloed 
Doel?
Het parlement moet door verstandige burgers worden gekozen.
De regering moest het parlement controleren. 


  • Het liberalisme is een politieke stroming.
  • Partijen zoals de VVD en PVV zijn liberaal. 

Slide 15 - Tekstslide

Liberalen
Fabrikanten, ondernemers, bankiers steunden de liberalen.
De overheid moest zich zo min mogelijk met de economie bemoeien.
Zo min mogelijk regels.

Slide 16 - Tekstslide

Willem II
  • Willem II volgde in 1840 zijn vader op.
  • Willem II zette de grondwet en het parlement buitenspel.

Willem I trad af omdat hij niet wilde dat ministers voortaan elk besluit van de koning mee ondertekenden. Daardoor zou hij niet meer alleen kunnen beslissen. Willen I accepteerde die beperkingen van zijn macht. 

Slide 17 - Tekstslide

Koning Willem II
Willem II regeerde in feite alleen.

Koning Willem II wilde helemaal geen veranderingen.

Grondwetswijzigingen werden door hem altijd afgewezen.

Slide 18 - Tekstslide

1848
In 1848 was het onrustig in Europa.
Revoluties in Frankrijk, Pruisen en Oostenrijk.
Ook op de Dam in Amsterdam was het onrustig.

Slide 19 - Tekstslide

Nachtje slapen
In 1848 "veranderde koning Willem II in 1 nacht van conservatief in liberaal."
Koning Willem II was bang voor een revolutie en vroeg Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Nieuwe grondwet 1848
  • Parlementair stelsel (het parlement heeft het hoogste gezag en controleert de regering. De regering mag alleen geld uitgeven met toestemming van het parlement).
  • De koning is nog steeds staatshoofd, maar geen regeringsleider. Dat werd de minister-president (aanvoerder van de ministers).
  • Kabinet: komen bij elkaar in het ministerraad
  • Tweede Kamer wordt gekozen door het volk en de Eerste Kamer door de Provinciale Staten. 

Slide 22 - Tekstslide

Rechtstreekse verkiezingen
Om de vier jaar kwamen er rechtstreekse Tweede Kamerverkiezingen.
Mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden mochten stemmen.
Beperkt kiesrecht: censuskiesrecht.

Slide 23 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht 
Mannen: 1917
Vrouwen: 1919

Nederland werd een parlementaire democratie: bestuurssysteem waarin de regering afhankelijk is van een parlement dat met algemeen kiesrecht is gekozen. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Leerdoelen beantwoorden
Minimaal 5 zinnen per vraag!!!

1. Wat veranderde door de grondwet van 1848?
2. Hoe werd het kiesrecht uitgebreid?

Slide 26 - Tekstslide