Spreekwoorden

Verhaal nog inleveren:
  • 1A: Lucas
  • 1B: Badr, Kiano, Janayah
  • 1C:Kate en Hristo
  • 1D: Denisha en Elin

Voor vrijdag 21 maart via de mail inleveren, anders heb je een onvoldoende. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Verhaal nog inleveren:
  • 1A: Lucas
  • 1B: Badr, Kiano, Janayah
  • 1C:Kate en Hristo
  • 1D: Denisha en Elin

Voor vrijdag 21 maart via de mail inleveren, anders heb je een onvoldoende. 

Slide 1 - Tekstslide

Voorlezen, lezen of puzzelen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Spreekwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden en gezegden
  • Weet je het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Slide 4 - Tekstslide

Bij letterlijk taalgebruik zeg je iets precies zoals je het bedoelt.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Bij figuurlijk zeg je iets met...
A
fantasie
B
kracht

Slide 6 - Quizvraag

Is het letterlijk of figuurlijk:
'Ik schrik mij een hoedje!'
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quizvraag

Is dit letterlijk of figuurlijk:
'Een gat in de lucht springen.'
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

Welke uitspraak is letterlijk.
A
Je kamer is een rotzooi!
B
Je kamer is een zwijnenstal!

Slide 9 - Quizvraag

Welke uitspraak is letterlijk?
A
Ik straal van blijdschap.
B
Ik lach van blijdschap.

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn spreekwoorden en gezegden?
  • Een spreekwoord of gezegde is een korte, krachtige  uitspraak die een waarheid of wijsheid bevat.
  • Ze hebben vaak een figuurlijke betekenis. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe ontstaan spreekwoorden?

Slide 12 - Tekstslide

Welke spreekwoorden en gezegden en je?

Slide 13 - Woordweb

Welke spreekwoord wordt hier uitgebeeld? Wat betekent dit spreekwoord?

Slide 14 - Tekstslide

Los de rebus op!

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent 'De hond in de pot vinden'?
A
De hond is in de pot gaan zitten.
B
De hond heeft al het eten opgegeten.
C
Je hond kwijt zijn.
D
Je bent te laat voor het eten, alles is op.

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent 'Met het verkeerde been uit bed stappen'?
A
Uit bed vallen.
B
Met een slecht humeur de dag starten.
C
Aan de verkeerde kant van het bed uitstappen.
D
slaap wandelen

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent 'Het is weer koek en ei'?
A
Ze hebben ruzie.
B
Ze zijn verliefd.
C
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden.
D
Ze gaan samen boodschappen doen.

Slide 18 - Quizvraag

1. Zo ziek als een hond

Slide 19 - Open vraag

2. Zo gezond als een vis

Slide 20 - Open vraag

3. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens

Slide 21 - Open vraag

4. Beter een goede buur dan een verre vriend

Slide 22 - Open vraag

5. Door de bomen het bos niet meer zien

Slide 23 - Open vraag

6. Het loopt als een trein

Slide 24 - Open vraag

8. Gezelligheid kent geen tijd

Slide 25 - Open vraag

7. Geld moet rollen

Slide 26 - Open vraag

9. Geen bericht, goed bericht

Slide 27 - Open vraag

10. Hij schreeuwt het van de daken

Slide 28 - Open vraag

Ken je nu meer spreekwoorden dan dat je voor de les kende?
Ja!
Nee.....

Slide 29 - Poll

Aan de slag!

Ga lekker in het werkboekje aan de slag. Weet je iets niet? Zoek het dan op.

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide