Week 17 DU 2Mavo

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Week 17

Dit is jullie laatste week voor de meivakantie.

Jullie hebben het tot nu toe hartstikke goed gedaan! 

TROTS op jullie!     (Stolz auf euch!)

Voor de vakantie krijgen jullie ook nog een LessonUp met herhalingsopdrachten.

Week 17

Wat heb je nu nodig?

- je boek B

- een device + internet

Stappenplan

1. Doe eerst je boek open op blz. 98 - 99 en leer de woordjes  

    heel goed !! 

2. Maak daarna de opdrachten in  LessonUp!

3. Als je dan klaar bent met LessonUp, dan werk je online 

     verder met de methode!

Doel: Je kent de woorden van de Lernliste en kunt ze actief gebruiken!

Doe je boek open op blz 98-99

Neem eerst de woordjes in de Lernliste goed door!

Heb je je boek niet bij je?

Neem de woordjes dan hier door voordat je verder gaat!

(volgende dia)

de trui

1. der Rock
2. der Schuh
3. der Stiefel
4. der Pullover

de schoen

1. der Rock
2. der Schuh
3. der Stiefel
4. der Ring

de bril

1. die Mütze
2. der Schuh
3. die Brille
4. der Pullover

de ketting

1. die Kette
2. die Kapuze
3. der Ring
4. der Pullover

de capuchon

1. die Mütze
2. das Kopftuch
3. das Kleid
4. die Kapuze

het hoofddoek

1. die Mütze
2. das Kopftuch
3. das Kleid
4. die Kapuze

de muts, pet

1. das Messer
2. die Mütze
3. das Kopftuch
4. die Kapuze

de laars

1. der Rock
2. der Schuh
3. der Stiefel
4. der Pullover

de jurk

1. der Rock
2. das Kleid
3. die Jacke
4. der Pullover

het kapsel

1. die Frisur
2. das Kopftuch
3. die Kapuze
4. das Kleid

de broek

1. die Hose
2. die Bluse
3. die Brille
4. der Pullover

het jack, vest

1. die Jeans
2. das Haar
3. die Jacke
4. der Pullover

de blouse

1. die Brille
2. das T-shirt
3. die Bluse
4. das Hemd

het uiterlijk

1. das Auge
2. das Kleid
3. das Kopftuch
4. das Aussehen

de ring

1. der Ohrring
2. der Rock
3. der Ring
4. der Stiefel

de spijkerbroek

1. die Jeans
2. die Jacke
3. die Hose
4. der Stiefel

de sokken

1. die sokken
2. die Schuhe
3. die Hosen
4. die Socken

het oog

1. das Auge
2. das Aussehen
3. das Kleid
4. das Kopftuch

de oorbellen

1. die Haare
2. die Ohrringe
3. die Ringe
4. die Brillen

het haar

1. das Kleid
2. die Haare
3. das Kopftuch
4. das Aussehen

de rok

1. der Rock
2. der Rok
3. der Rokk
4. der Rök

dürfen

tragen

wissen

können

anhaben

stehen

möchten

müssen, sollen

getragen

wollen

aussehen

ausgesehen

mögen

aan hebben

dragen

eruitzien

kunnen

moeten

leuk vinden, lusten

eruitgezien

mogen

staan

weten

willen

willen (beleefd)

gedragen

grappig

te groot

blond

sportief

gekleurd

te klein

nieuw

blond

bunt

lustig

neu

sportlich

zu groß

zu klein

het werk

belangrijk

anders

trots

laten zien

het sieraad

verschillende

de kleding

vlakbij

vertellen

in plaats van

der Schmuck

sonst

in der Nähe von

die Klamotten

die Arbeit

wichtig

zeigen

statt

erzählen

verschiedene

stolz

het doel

omdat

betekenen

het vuilnis

deels

tijdens

het lichaam

het verschil

in totaal

zelfs

iets

der Müll

der Körper

weil

etwas

sogar

das Ziel

insgesamt

während

bedeuten

der Unterschied

teilweise

Herhaling

Die Farben (de kleuren)

weiß

grün

lila/violett

gelb

grau

orange

schwarz

braun

blau

rosa

beige

rot

Hoe vond je het gaan?

1. heel goed
2. goed
3. moeilijk
4. redelijk

Wat heb jij ervan geleerd?

Hoe ben jij aan het werk gegaan?

Wat ga jij doen om deze leerstof beter onder de knie te krijgen?

Hausaufgaben (huiswerk)

Hoofdstuk 8

Maak de opdrachten 1 t/m 13 van de methode online!

UITZONDERING:

Opdracht 4 hoeven jullie niet te maken.

Deze opdrachten mogen jullie ook in de vakantie maken!

Und jetzt ...

Schöne Ferien!