3-KB irregular verbs

Irregular verbs
Irregular verbs 

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Irregular verbs
Irregular verbs 

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Je kan de onregelmatige werkwoorden gebruiken
(irregular verbs)

Slide 2 - Tekstslide

Used to + helewerkwoord
We________ to the beach every summer? (go)

Slide 3 - Open vraag

I______tennis when I was at school.
(play)

Slide 4 - Open vraag

I_____in a flat when I was a child.
(live)

Slide 5 - Open vraag

They both _____ short hair. (have)

Slide 6 - Open vraag

She ____eating chocolate, but now she hates it. (love)

Slide 7 - Open vraag

Irregular verbs
go - went - gone

1e rijtje: tegenwoordige tijd (present simple)
2e rijtje: verleden tijd (past simple)
3e rijtje: voltooide tijd (present perfect + have)

Today, I go to school.
Yesterday, I went to school.
I have gone to school.

Slide 8 - Tekstslide

Lets practise

Slide 9 - Tekstslide

..... - chose - chosen
(kiezen)
A
chose
B
choose
C
chosen
D
chosed

Slide 10 - Quizvraag

burn - burnt/burned - .....
(ver)branden
A
burn
B
burnt
C
burnt/burned
D
burned

Slide 11 - Quizvraag

cut - ..... - cut
(snijden / knippen)
A
cut
B
cuted
C
cate
D
cutted

Slide 12 - Quizvraag

become - ..... - become
(worden)

Slide 13 - Open vraag

DO
CATCH
BE
BUY
DRINK
did
caught
was/were
bought
drunk
caught
done
bought
drank
been

Slide 14 - Sleepvraag

bleed - bled - .....
(bloeden)
A
bleed
B
bledded
C
blead
D
bled

Slide 15 - Quizvraag

beat - beat - .....
(verslaan)
A
beaten
B
beat
C
beated
D
bead

Slide 16 - Quizvraag

begin - ..... - begun
(beginnen)
A
begin
B
began
C
begun
D
beginned

Slide 17 - Quizvraag

bite - ..... - bitten
(bijten)
A
bit
B
bitten
C
bite
D
bited

Slide 18 - Quizvraag

..... - broke - broken
(kapot maken)
A
break
B
broke
C
broken
D
breaked

Slide 19 - Quizvraag

..... - drew - drawn
(tekenen)
A
drawed
B
drawn
C
drew
D
draw

Slide 20 - Quizvraag

cost - cost - .....
(kosten)
A
cosed
B
costed
C
cost
D
coset

Slide 21 - Quizvraag

bet - ..... - bet
(wedden)

Slide 22 - Open vraag

dig - ..... - dug

A
dig
B
dug
C
dag
D
digged

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 36
Vertaal de werkwoorden
Werkboek pagina 30
Opdracht 36
10 minuten
Klaar? -> maak opdracht 37 en 38
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide