Herhalen H2

Herhalen H2
Organen en cellen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalen H2
Organen en cellen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  1. Stukje uitleg met opdrachten
  2. Opdrachten per basisstof

Slide 2 - Tekstslide

verschil plantencel en dierlijke cel

Slide 3 - Woordweb

Wat is ook alweer een chromosoom?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

welke celorganellen zijn nr 3 en 9

Slide 6 - Open vraag

Eiwitsynthese

Slide 7 - Woordweb

Eiwitsynthese
Wat was het ook alweer?
- DNA en mRNA

Slide 8 - Tekstslide

Oefening:
Neem over in je schrift en 
maak het eiwit. 

DNA: T A C A A C G C G G G A A T T

timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Antwoord:
DNA:     T A C A A C G C G G G A A T T

mRNA   A U G U U G C G C C C U U A A

mRNA   A U G U U G C G C C C U U A A  
AZ            1         2         3         4         5

mRNA   A U G U U G C G C C C U U A A
AZ            1         2          3        4         5
Eiwit:      Meth - Leu - Arg - Pro - Stop

 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Basisstof 1: 
''Organen van dieren''

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een orgaan?
A
Een deel van een organisme dat een bepaalde taak uitvoert
B
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
C
Een deel van een weefsel dat een bepaalde taak uitvoert
D
Bouwstenen van een organismen.

Slide 13 - Quizvraag

Zet op volgorde van groot naar klein:
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Celkern

Slide 14 - Sleepvraag

Voor de toets moet je 6 verschillende orgaanstelsels weten. Noem 2 orgaanstelsels met daarbij één orgaan en de functie.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Basisstof 2: 
''Organen van planten''

Slide 17 - Tekstslide

In tegenstelling tot dieren, wat gebruiken planten om voedingsstoffen te verplaatsen?

Slide 18 - Open vraag

Basisstof 3: 
''Weefsels''

Slide 19 - Tekstslide

Planten hebben weefsels
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Hier is een microscopische tekening te zien van een deel van een plant.

Stelling 1: In deze tekening is slecht één cel zichtbaar.

Stelling 2: In deze tekening zijn meerdere weefsels zichtbaar.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Geen van beide stellingen is juist.

Slide 21 - Quizvraag

Basisstof 4: ''Cellen''

Slide 22 - Tekstslide

Plantencellen hebben een celmembraan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Een sinaasappel in Jantjes winkel is groen. Als je hem koopt en thuis in de fruitschaal legt, wordt hij oranje. Leg uit wat er gebeurd is.

Slide 24 - Open vraag

Basisstof 5: ''De celkern''

Slide 25 - Tekstslide

Waar liggen de chromosomen in een dierlijke cel?
A
In het cytoplasma
B
In de celkern
C
In de vacuole
D
In de ribosomen

Slide 26 - Quizvraag

Stelling 1: Een jongen erft meer erfelijke eigenschappen van zijn vader

Stelling 2: Een meisje erft meer erfelijke eigenschappen van haar vader
A
Beide stellingen zijn juist
B
Alleen stelling 1 is juist
C
Alleen stelling 2 is juist
D
Geen van beide stellingen is juist

Slide 27 - Quizvraag

Basisstof 6: 
''Celdeling''

Slide 28 - Tekstslide

Bij celdeling is de juiste volgorde:
A
celdeling - plasmagroei - kerndeling
B
plasmagroei - kerndeling - celdeling
C
kerndeling - celdeling - plasmagroei

Slide 29 - Quizvraag

Plasmagroei gebeurt voor celdeling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Bij katten bevatten de zaadcellen 19 chromosomen.
Hoeveel chromosomen
bevatten de bevruchte eicellen van katten?
A
19 chromosomen
B
9,5 chromosomen
C
38 chromosomen
D
190 chromosomen

Slide 31 - Quizvraag

Welk onderwerp vind je nog moeilijk?

Slide 32 - Woordweb