- Lidwoord: de, het, een
- Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over een znw
- Zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen, planten (je kunt er een lidwoord voor zetten)
- Werkwoorden: dingen die je kunt doen vb. fietsen/lopen
TIP: DE(lw) RODE(bn) AUTO(zn)
2 zinnen die samen 1 zin worden
er wordt altijd gebruik gemaakt van een verbindingswoord (omdat, want, doordat)
vb. Hij loopt naar huis. Zijn band is lek.
Hij loopt naar huis, omdat zijn band lek is.
PV: loopt OND: hij
PV: is OND: zijn band