h8 LEERJAAR 1 mm

h8 LEERJAAR 1 mm
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1,2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

h8 LEERJAAR 1 mm

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WELKOM TERUG!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elke dag maak je keuzes


Welke keuzes heb je vandaag allemaal gemaakt?

Slide 3 - Tekstslide

Je maakt elke dag keuzes. Je kiest bijvoorbeeld met wie je afspreekt, wat je aantrekt en wat je eet.
Laat de leerlingen nadenken over de keuzes die zij tot nu toe hebben gemaakt en bespreek het klassikaal.

Dilemma - moeilijke keuze
je moet kiezen.....

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OF
Tandpasta gemaakt van chilipepers OF … toiletpapier van schuurpapier?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OF
Kies je een extra been OF … een derde arm?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Zou je liever geboren worden met de slurf van een olifant OF … met de nek van een giraf?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke dingen kan je niet kiezen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rechten & plichten 
RECHT
Een recht is iets wat je mag doen of mag hebben.
PLICHT
Een plicht is iets wat je moet doen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechten en plichten
  • Rechten: alles wat je mag
  • Plichten: alles wat je moet

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plichten

Wat je moet:
- naar school gaan
- aan de verkeersregels houden
Rechten

Wat je wel mag:
- je mening geven
- zelf bepalen wat voor kleding je aantrekt.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wet
In wetten is bepaald wat verboden is. 

In de wet staan de belangrijkste rechten en plichten. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Strafbaar feit of misdrijf?
Strafbaar feit: iets waarvoor je straf kunt krijgen. Hierin zijn twee categorieën 
  • Overtreding: licht strafbaar feit
  • Misdrijf: zwaar strafbaar feit

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafbaar feit of misdrijf?
Overtreding (ligt strafbaar feit):
Bijvoorbeeld fietsen zonder licht,
door rood rijden.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafbaar feit of misdrijf?
Misdrijf (zwaar strafbaar feit):
- moorden
- overvallen

Mensen die een misdaad plegen,
zijn misdadigers
Iemand die een strafbaar feit pleegt of
daaraan meewerkt is een dader

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafbaar feit of misdrijf?
Iemand die een strafbaar feit pleegt of daaraan meewerkt is een dader. 

Maar daders krijgen niet altijd straf!

Soms worden strafbare feiten gedoogd. 
Dat wil zeggen dat de politie het strafbaar
feit wel ziet, maar geen straf geeft.
Bijv coffeeshops!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken: blz. 
144,145,146

Klaar?
Maak  introductieopdrachten 
blz. 126+127
 
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TweePraat
BESPREEK IN 1 MINUUT MET ELKAAR WAT HET VERSCHIL IS TUSSEN RECHTER EN PLICHTEN EN BEDENK EEN VOORBEELD
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze les leer je

- weet je welke verschillende overtredingen er zijn;
-  kun je uitleggen hoe de rechtspraak in een rechtbank werkt

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rechten en plichten.
Rechten: dingen die iedereen mag.
Plichten: dingen die iedereen moet doen.
Ook dingen die je niet mag zijn plichten.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafbaar feit of misdrijf.
Strafbaar feit: wanneer je de wet overtreedt.
Overtreding: licht strafbaar feit.
Misdaad/misdrijf: zwaar strafbaar feit 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strafbaar feit of misdrijf.
Pleeg je eens strafbaar feit --> dader.
Pleeg je een misdaad: misdadiger.
Gedogen: wanneer de politie iets door de vingers ziet.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de rechtbank.
Verdachte: persoon waarvan gedacht wordt dat hij of zij een strafbaar feit heeft gepleegd.
Rechter: beoordeelt of je schuldig bent.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TweePraat
BESPREEK IN 2 MINUTEN IN TWEETALLEN WAT TERRORISME IS 
timer
2:00

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WELCOME BACK
- WE RAKEN DE PC'S NIET AAN!
- TELEFOON MAG JE BIJ JE HOUDEN
- PAK JE BOEK + PEN EN GA RUSTIG ZITTEN!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Franse Revolutie begon in
A
1748
B
1776
C
1789
D
1795

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was een reden voor de Franse Revolutie?
A
De koning zorgde dat het land arm werd
B
De belastingen stegen voor de boeren & burgerij
C
Er was jaren lang een slechte oogst
D
Alle drie zijn juist

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen rechten en plichten
A
Rechten en plichten zijn hetzelfde
B
Rechten zijn dingen die je moet, plichten dingen die je mag
C
Rechten hebben we niet in Nederland, plichten wel
D
Rechten zijn dingen die je mag en plichten zijn dingen die je moet

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Recht of plicht

Belasting betalen
A
Recht
B
Plicht

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Recht of plicht?

Stoppen bij een rood stoplicht

A
Recht
B
Plicht

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een hele ernstige overtreding
A
strafbaar feit
B
misdaad
C
misdrijf
D
dader

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Recht of plicht?

Stemmen
A
Recht
B
Plicht

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie was Napoleon?
A
Een Franse priester die voor de derde stand opkwam
B
Een Franse soldaat die wereldberoemd werd door zijn krijgskunst
C
Een Franse generaal die de macht overnam in Frankrijk en keizer werd
D
Een Franse edelman die het oneens was met de koning

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer was Napoleon aan de macht in Frankrijk?
A
1799 - 1815
B
1870 - 1889
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Recht of Plicht?
Vrijheid
A
Recht
B
Plicht

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit ben je als je de wet overtreed
A
misdadiger
B
strafbaar feit
C
dader
D
misdaad

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de taak van de officier van justitie tijdens de rechtzaak?
A
Verdedigen van de verdachte
B
Bewijzen dat de verdachte schuldig is
C
Bepalen of de verdachte schuldig is
D
De straf van de verdachte bepalen

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gedogen?
A
Een strafbaar feit straffen
B
Een dader voor de rechter brengen
C
Gedogen is hetzelfde als een misdrijf
D
Een strafbaar feit niet bestraffen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

recht of plicht?

Stemmen is een...
A
recht
B
plicht

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Franse Revolutie
A
Franse taal gaat gesproken worden
B
Frankrijk wordt ontdekt
C
Frans eten kwam in de verkoop
D
Een opstand van de arme mensen

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Strafrecht is tussen
A
verdachte en officier van justitie/de staat
B
tussen 2 burgers
C
burgers en de overheid

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie waren de patriotten?
A
Mensen die voor de stadhouder waren.
B
Mensen die tegen de stadhouder waren.
C
Mensen die koning wilde worden.
D
Mensen die Napoleon goed vonden.

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.4 Hoe vrij ben jij?

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe de overheid voor vrijheid zorgt.
  • Je kunt uitleggen hoe burgers voor vrijheid zorgen.
  • Je kunt uitleggen welke verschillen er zijn tussen mensen in de huidige samenleving.
  • Je kunt uitleggen wat vrijheid en verantwoordelijkheid met elkaar te maken hebben.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een belangrijke taak van de overheid is het beschermen van de grondrechten.

Er zijn twee soorten grondrechten.

Klassieke grondrechten en Sociale grondrechten

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassieke grondrechten
Om mensen te beschermen, zijn er klassieke grondrechten. Daarbij horen het recht op vrijheid, gelijkheid en privacy.

Klassieke grondrechten zorgen ervoor dat de overheid iedereen eerlijk behandelt.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale grondrechten
In sociale grondrechten staat hoe de overheid voor burgers moet zorgen. Daarin staat bijvoorbeeld dat mensen recht hebben op onderwijs en zorg en een inkomen als ze ziek, oud of werkeloos zijn.
Deze sociale grondrechten kosten veel geld. Daarom moeten mensen eerst zelf zorgen voor dingen die ze nodig hebben. Dat heet Participatie. 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Participatie
Participatie = meedoen/ zelf zorgen
Bijvoorbeeld: als je ouders ziek zijn, hebben ze recht op hulp. Maar dat wil niet zeggen dat de overheid hier altijd voor moet zorgen. Misschien kun jij wel helpen bij de verzorging. Als dat echt niet lukt, dan helpt de overheid.

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controle en vrijheid
Individuele vrijheid is de vrijheid die je zelf hebt om te doen wat je wilt. Volledige individuele vrijheid heb je nooit: je hebt altijd met regels en met anderen te maken. 

Mensen die daar weinig of geen rekening mee houden, zijn asociaal.

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MAKEN IN STILTE
BLZ. 152 TM 154

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies