Week 3 - herhaling woordenschat en (foutieve) samentrekking

Welkom!

Vandaag

• Herhaling woordenschat
• Herhaling (foutieve) samentrekking
• Herhaling tussen -n 

Beeldspraak

• Vergelijking: Je vergelijkt het object (de werkelijkheid) met een beeld (figuurlijk) . Hans is zo rood als een tomaat
  
• Metafoor: Je noemt alleen het beeld en niet datgene waarnaar het verwijst. Die tomaat heeft hard gesport!
• Personificatie: levenloos ding/ dier/begrip een menselijke eigenschap geven. De bomen fluisteren haar naam.

Stijlfiguren

• Tegenstelling
•  Herhaling (repetitio)
• Opsomming (enumeratio)
• Drieslag (opsomming van 3 vaste woorden) Ik kwam, zag en overwon.
• Climax (opsomming die steeds hoger oploopt)
• Omgekeerde climax (opsomming die afzwakt)

Stijlfiguren

• Hyperbool (overdrijving)
•  Understatement (afzwakken)
• Eufemisme (iets minder hard over laten komen)
• (vwo) Litotes (je ontkent het tegenovergestelde - jij bent niet dom!)

Uur na uur gebeurde er niets.

1. omgekeerde climax
2. climax
3. herhaling
4. opsomming

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk jongetje.

1. omgekeerde climax
2. climax
3. herhaling
4. opsomming

Hij voelde zich goed, geweldig, fantastisch toen hij geslaagd was.

1. opsomming in drieën
2. climax
3. herhaling
4. opsomming

'Nee, nee, nee!' siste moeder boos.

1. drieslag
2. climax
3. herhaling
4. omgekeerde climax

Ik heb geen oog dichtgedaan

1. hyperbool
2. understatement
3. eufemisme

"Leuk karretje," zei de vrouw toen ze de BMW zag.

1. hyperbool
2. understatement
3. eufemisme

Grammatica/formuleren

3.D Van de 16e tot de 20e eeuw was het Britse rijk groter dan ooit. Samentrekking op

1. woordniveau
2. woordgroepsniveau
3. zinsniveau

Merel reed bijna door rood licht en kwam daardoor net niet te laat. Samentrekking op

1. woordniveau
2. woordgroepsniveau
3. zinsniveau

Voor mijn verjaardag heb ik allemaal feestneuzen en -mutsen gekocht. Samentrekking op

1. Woordniveau
2. Woordgroepsniveau
3. Zinsniveau

Mijn buren reden met de auto naar Urk en wandelden vervolgens door de polder naar Emmeloord.

1. wel samentrekken
2. niet samentrekken: er is verschil in betekenis
3. niet samentrekken: er is verschil in functie
4. niet samentrekken: er is verschil in getal

Op dit plein wordt een muziektent gebouwd en houten banken geplaatst.

1. wel samentrekken
2. niet samentrekken: er is verschil in betekenis
3. niet samentrekken: er is verschil in functie
4. niet samentrekken: er is verschil in getal

Altijd berekende Johan de inkomsten en Alfred de uitgaven.

1. wel samentrekken
2. niet samentrekken: er is verschil in betekenis
3. niet samentrekken: er is verschil in functie
4. niet samentrekken: er is verschil in betekenis

Deze winter wordt waarschijnlijk heel koud en ga ik zeker op wintersport.

1. wel samentrekken
2. niet samentrekken: er is verschil in betekenis
3. niet samentrekken: er is verschil in functie
4. niet samentrekken: er is verschil in betekenis

Met of zonder -n?
Die boeken zijn al erg oud, maar sommige(n) zijn best leuk

1. Sommige
2. Sommigen

Enkele/enkelen van die slangen zijn levensgevaarlijk.

1. Enkele
2. Enkelen

Enkele/Enkelen wilden het liefst vandaag de toets al maken.

1. Enkele
2. Enkelen

De reizigers willen wel naar het strand, maar sommige/sommigen willen niet zwemmen.

1. sommige
2. sommigen

En nu?

Zelf oefenen/nakijken/vragen stellen