H3 - Woordenschat - vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Wat gaan we vandaag doen?


- Huiswerk bespreken: opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 28 en 29 
- Uitleg vaste voorzetsels H3 - woordenschat, blz. 84
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?


- Huiswerk bespreken: opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 28 en 29 
- Uitleg vaste voorzetsels H3 - woordenschat, blz. 84

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 1 - blz. 28
1. De meeste kleine kinderen / luisteren / graag / naar traditionele sprookjes.
pv = luisteren
ow = De meeste kleine kinderen
wg = luisteren
vv = naar traditionele sprookjes
2. Op de Olympische Spelen / twijfelde / Bolt / nooit / aan zijn winst op de 100 meter.
pv = twijfelde
ow = Bolt
wg = twijfelde
vv = aan zijn winst op de 100 meter

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 1 - blz. 28
3. De agent / heeft / zich / behoorlijk / geërgerd / aan de grote mond van de arrestant.
pv = heeft
ow = De agent
wg = heeft zich geërgerd
vv = aan de grote mond van de arrestant
4. Wie van jullie / keek / het meeste / uit / naar de eerste schooldag?
pv = keek
ow = Wie van jullie
wg = keek uit
vv = naar de eerste schooldag

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 1 - blz. 28
5. In de polder / waarschuwen / verkeersborden / voor overstekende otters.
pv = waarschuwen
ow = verkeersborden
wg = waarschuwen
vv = voor overstekende otters
6. Meestal / zullen / leerlingen / uitgaan / van de eerlijkheid van de docent.
pv = zullen
ow = leerlingen
wg = zullen uitgaan
vv = van de eerlijkheid van de docent

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 2 - blz. 29
1. vv
2. geen vv; met haar rode handtas is een bwb
3. geen vv; aan de rekstok is een bwb
4. vv
5. geen vv; op het perron is een bwb
6. vv

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 3 - blz. 29
- Ga jij altijd lopend naar school?                                              -> bwb
- Sary is benieuwd naar haar verjaardagscadeau.           -> vv
- Freek springt graag van de brug het water in.                -> bwb
- Veel mensen genieten erg van hun pensioen.               -> vv
- ’s Avonds maakt Aline een wandeling over de dijk.      -> bwb 
- Heb jij al nagedacht over deze kwestie?                           -> vv

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 4 - blz. 29
(1) Op de middelbare school (bwb) leer je méér dan alleen Franse woordjes en de geschiedenis van de mensheid. (2) Je (ow) leert er ook je problemen oplossen. (3) Maar hoe pakken leraren dat (lv) aan? (4) Een school in Arkansas (VS) (ow) bedacht een behoorlijk drastische maatregel...

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 4 - blz. 29
(5) Op de deur van de jongensschool (bwb) hangt sinds vorige week een briefje met een stopteken (ow): (6) 'Komt u een lunchpakket, boeken, huiswerk, schoolspullen enzovoorts brengen (komt brengen = wg)? Draai dan om en verlaat dit gebouw. (7) Uw zoon leert dan (bwb) zijn problemen zelf oplossen.'

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 4 - blz. 29
(8) Veel mensen (ow) vinden dit een uitstekende regel. (9) Anderen vinden het (lv) onzin. Ze zeggen: (10) 'Je hoeft je kind geen honger te laten lijden (hoeft te laten lijden = wg). (11) Je hoeft hem ook niet te laten bedelen om zijn lunch (vv). (12) Huiswerk en boeken zijn echter (bwb) een ander verhaal.' (13) Zouden leraren zich in dat laatste (vv) ook kunnen vinden?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste voorzetsels
Wat zijn voorzetsels ook al weer?

Denk maar aan 'het kooitje'.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel:
- Vertrouwen op
- Beschikken over
- Zich schamen voor
- Houden van

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste voorzetsels
Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel: afhangen van, kennismaken met, rekenen op

Er zijn ook combinaties van een zelfstandig naamwoord, een werkwoord en een vast voorzetsel: verstand hebben van, bezwaar hebben tegen

Of een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord en een vast voorzetsel: bang zijn voor, blij zijn met, dol zijn op. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu jullie...


Pak je mobiel en beantwoord de volgende vragen. 
Ga naar LessonUp -> Nederlands -> Grammatica -> 
H3 - woordenschat - vaste voorzetsels en -uitdrukkingen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de vragen in LessonUp.
Kies voor de les: Nederlands -> Spelling -> 
H1 voorzetselvoorwerp

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Hoe vind je een voorzetselvoorwerp ?
A
1. noteer pv, ow en wg 2. is er een ww met een vast voorzetsel ? 3. het voorzetsel wordt letterlijk gebruikt 4. het zinsdeel begint met een vast voorzetsel
B
1. noteer pv, ow en wg 2. is er een ww zonder een vast voorzetsel ? 3. het voorzetsel wordt figuurlijk gebruikt 4. het zinsdeel begint niet met een vast voorzetsel
C
1. noteer pv, ow en wg 2. is er een ww met een vast voorzetsel ? 3. het voorzetsel wordt figuurlijk gebruikt 4. het zinsdeel begint met een vast voorzetsel
D
1. noteer pv ,ow en wg 2. is er een ww zonder een vast voorzetsel ? 3. het voorzetsel letterlijk gebruikt 4. het zinsdeel begint met een vast voorzetsel

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een bijwoordelijke bepaling
A
wordt het voorzetsel figuurlijk gebruikt
B
wordt het voorzetsel letterlijk gebruikt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het voorzetselvoorwerp
A
is een zinsdeel
B
is een woord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het voorzetselvoorwerp
A
wordt het voorzetsel figuurlijk gebruikt
B
wordt het voorzetsel letterlijk gebruikt

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voorzetselvoorwerp?
Er staat een brandweerauto voor ons huis.

A
staat voor
B
voor ons huis
C
ons huis
D
is er niet

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord rekenen ?
A
met
B
tegen
C
uit
D
op

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord verlangen ?
A
in
B
tegen
C
naar
D
met

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord huilen ?
A
met
B
over
C
om
D
uit

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is jammer dat er te weinig spelers zijn voor de wedstrijd van zaterdag. We zullen er een .....… aan moeten passen.
Wat moet er op een puntjes staan?


A
arm
B
mouw
C
puzzelstuk
D
sleutel

Slide 24 - Quizvraag

Mouw is goed. De uitdrukking is ‘ergens een mouw aan passen’. Dat betekent: een oplossing bedenken voor een probleem.
Vroeger werden jassen zonder vaste mouwen verkocht. De klant koos de mouwen er later los bij. De kleermaker naaide de mouwen daarna aan de jas vast. Dat is een moeilijk werkje: de mouw precies in het armsgat passen.

Welke combinatie met een vast voorzetsel is juist?

A
Lidwoord + werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord + werkwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord + werkwoord

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul aan met het vaste voorzetsel.
zeker zijn ........
A
in
B
van
C
op
D
met

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bedrijf van de pa van Kira is gespecialiseerd IN DE OPSPORING VAN MOLLEN.
A
vaste uitdrukking, dus vv
B
nee, is gewoon BWB

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vaste voorzetsel?
Hij wil ... je praten.
A
voor
B
over
C
met
D
over

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe luidt de vaste uitdrukking?
bij verstek ………...
A
beoordelen
B
veroordelen
C
oordelen
D
seponeren

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin heeft een vast voorzetsel?
A
Wij lopen naar de bus.
B
Zij gaan op vakantie.
C
Ik kijk op tegen de winter.
D
Komen zij op tijd?

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het vaste voorzetsel aan bij: houden...
A
met
B
in
C
van
D
op

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vaste voorzetsel van het werkwoord zich verbazen ....?
A
over
B
in
C
met
D
naar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het vaste voorzetsel?
Ze is gek .... jou.
A
van
B
op
C
met
D
voor

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met vaste voorzetsels!

Maak in tweetallen opdracht 3 op blz. 86 
en maak zelf opdracht 4 op blz. 87

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies