22-01-21 Laatste les van periode 2

Microfoon gedempt
Camera aan
Gebruik de Chat voor vragen of zet je microfoon even aan.
Doe actief mee
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Microfoon gedempt
Camera aan
Gebruik de Chat voor vragen of zet je microfoon even aan.
Doe actief mee

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe denk je dat anderen jou zien als ze jou voor het eerst ontmoeten?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen van vandaag:

- De vragen die je nog hebt zijn beantwoordt.

- Je weet welke lesstof je nog dient te leren.

- Je gaat met vertrouwen de toetsweek tegemoet. 

 


 

Slide 3 - Tekstslide

Niet aan allergie toegekomen. Doorgeschoven naar de volgende les.
Programma van deze les
- Vragen van jullie

- Terugkijken op de lesstof van periode 2                 



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie heeft het enzym COX = cyclo-oxygenase ?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaan prostaglandines ?
Prostaglandines worden gevormd uit essentiële vetzuren →  o.a. uit arachidonzuur → onder invloed van het enzym cyclo-oxygenase=COX
 

Slide 6 - Tekstslide

COX1 → altijd aanwezig in maag, nier, baarmoeder, bloed→  zorgt bescherming van maagslijmvlies en bloedstolling.
COX2 → actief bij ontsteking, pijnsensoren, lichaamstemperatuur 

Wat is de werking van prostaglandines?

Slide 7 - Open vraag

- pijngevoeligheid van de pijnsensoren ↑
- ontstekingsproces ↑
- lichaamstemperatuur ↑
- maagbescherming
- samentrekken baarmoederspierweefsel↑
- trombocytenaggregratie ↑
- uitscheiding H2O en Na+ ↑
NSAID's = prostaglandine synthetase remmers
 = prostaglandine synthetaseremmers
NSAID's 

Slide 8 - Tekstslide

Sommige van de klassieke NSAID's blijken echter ook selectiviteit voor COX-2 te vertonen waarmee het onderscheid vervaagt. Voorbeelden hiervan zijn broomfenac, diclofenac, meloxicam en nabumeton. Deze worden ook wel preferentiële NSAID's genoemd.
coxibs (celecoxib, etoricoxib, parecoxib),

Risicofactoren voor maagschade 


  • leeftijd 70 jaar en ouder; 
  • ulcus of maagcomplicaties in de anamnese;
  • ernstige invaliderende reumatoïde artritis, hartfalen of diabetes mellitus;
  • gebruik van hoge doses van een klassiek NSAID;
  • gelijktijdig gebruik van VKA's, clopidogrel, prasugrel of ticagrelor, acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium als  trombocytenaggregatieremmer, 
      systemisch werkende glucocorticosteroïden, SSRI's, venlafaxine, duloxetine, trazodon of                 spironolacton.




Welke risicofactoren kun jij noemen?

Slide 9 - Tekstslide

Maagbescherming moet overwogen worden:
-als de patiënt ouder is dan 60 jaar;
-als de patiënt hoge doseringen NSAID krijgt voorgeschreven;
-als de patiënt belangrijke andere aandoeningen heeft (bijvoorbeeld hart- en vaatziekten).
IA= NSAID's versterken het effect van VKA's 
Contra-indicatie NSAID's 
Een contra-indicatie is een reden om een geneesmiddel niet te gebruiken



  • Maag problemen: NSAID kunnen maagklachten veroorzaken of verergeren. Het advies is om de NSAID na het eten in te nemen om maagklachten te voorkomen.

  • Astma: bij sommige patiënten verergeren de klachten bij gebruik van inhalatiemiddelen (luchtwegverwijders) 

Welke contra indicaties kun je noemen?

Slide 10 - Tekstslide

Prostaglandines beïnvloeden ook het spierweefsel van de luchtwegen, geven verwijding, dus meer lucht. 
Wat is de werking van opioïden en waarvoor worden ze gebruikt?

Slide 11 - Open vraag

De opioïden hebben een sterke pijnstillende werking en veroorzaken bovendien een andere beleving van pijn. 
Ze worden gebruikt bij hevige acute pijn.  
Bij chronische pijn, pijnladder vanaf stap 3, ter overbrugging van antidepressiva of anti-epileptica. Ze geven  veelvoorkomende, ernstige bijwerkingen en gewenning.
Ze vernauwen de luchtwegen en beïnvloeden de ademhaling. In praktijk niet altijd merkbaar daarom asmta en COPD geen CI Daarnaast geven ze obstipatie (verstopping). Om die reden moet het gebruik van een opioïd altijd gecombineerd worden met het gebruik van een laxeermiddel.
Waar staat de afkorting SAO voor?
A
snelle afgifte op
B
super afgifte opioïd
C
short-acting opioïden
D
sinister ante oris

Slide 12 - Quizvraag

Dit zijn alle kortwerkende opioïden met een korte, directe werking  →binnen dertig tot veertig minuten.
LAO =  long- acting opioïden  → langwerkende opioïden met een langzame, gereguleerde afgifte →pleisters, tabletten MVA of MGA 
ROO = rapid- onset opioïden  → dit zijn snelwerkende preparaten met een werking binnen tien tot vijftien minuten. Deze preparaten zijn specifiek bedoeld om te gebruiken bij plotselinge aanvallen van pijn, zoals doorbraakpijn. Diverse toedieningsvormen beschikbaar →   stick,  tablet,  neusspray,  smelttablet.
Allergie
  • Een te heftige afweerreactie van het lichaam op een onschuldige stof.

Belangrijke termen:
  • Sensibilisatie= overgevoeligheidsreactie
  • Antigeen= lichaamsvreemde stof
  • Antilichaam: maakt antigeen onschadelijk (IgE)
  • Allergeen:  stof die allergische reacties oproept bij mensen die daarvoor gevoelig zijn, bijv. inhalatieallergenen of voedselallergenen.

Slide 13 - Tekstslide

Een overgevoeligheid kan alleen ontstaan na herhaald contact.
Reactie is veelal meteen, soms na uren na de prikkel. Afhankelijk van type allergie.
Welke soorten allergie ken je ?

Slide 14 - Open vraag

Directe allergie, type I
Late allergische reactie, type IV
Type II en III auto-immuunziekte
Wat gebeurt er bij een allergie
Effecten van histamine:
  • vaatverwijding = vasodilatatie
  • roodheid
  • zwelling
  • jeuk

Slide 15 - Tekstslide

Antigeen > lichaam maakt specifiek antilichaam> antilichaam bindt zich aan mestcellen> mestcel geeft histamine af. 
Klachten afhankelijk van het pollenniveau en bloeiperiode. 


Slide 16 - Tekstslide

Overgevoeligheid voor een bepaald allergeen is niet aangeboren of erfelijk. Wat wel erfelijk is, is de aanleg voor allergie.  
Lichte allergische reacties  → loopneus, tranende ogen, geprikkelde slijmvliezen en hoesten. 
Enstiger reacties  → benauwdheid, diarree
Zeer ernstige gevallen  → uitgebreide huiduitslag,  verlaging van de bloeddruk.
Anafylactische shock =  verloopt een allergische reactie zo ernstig dat de bloeddruk daalt, waardoor het lichaam in een shocktoestand terechtkomt.  
Behandeling van allergie
- Histamine-afgifteremmende stoffen
- Anti- histaminica
- Corticosteroïden
- Desensibilisatie = hyposensibilisatie
- Adrenaline

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling over cromoglicinezuur is juist?
A
Het gnm wordt nauwelijks via de darm in het bloed opgenomen
B
Het gnm wordt alleen bij voedselallergie lokaal toegepast.
C
Het gnm kan bij ontsteking aan de ogen door hooikoorts als oogdruppel gebruikt
D
Alledrie de antwoorden zijn juist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met wie zou jij een dag willen ruilen?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

KNO

Slide 20 - Tekstslide

Alles in verbinding met elkaar. 
Ontstekingen → een infectie met bacteriën (streptokokken), virussen (80%) of schimmels (jonge kinderen, verminderde weerstand of ICS. 

Behandeling ondersteunend
  •  Reinigen; een goede en regelmatige reiniging van het gebit kan veel klachten verhelpen en voorkomen. Poetsen moet gebeuren met een zachte borstel en tandpasta.

  •  Verhogen speekselproductie; door te zuigen op een zuigtablet of te kauwen op een stukje kauwgum wordt de speekselproductie verhoogd→ ‘smering’ van mond en keel. 
     Bovendien heeft speeksel licht antiseptische eigenschappen. 

  • Gorgelen; door te gorgelen worden de spieren en weefsels van de keelholte beter doorbloed, waardoor de genezing een beetje wordt bevorderd. Gorgelen moet zachtjes gebeuren en het hoofd moet regelmatig naar voren, naar achteren en opzij bewogen worden.

Slide 21 - Tekstslide

Zuigtabletten hebben nauwelijks effect, omdat de verblijfsduur van deze middelen in de keelholte te kort is om een goede werking te kunnen hebben.
Wat is dit?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem de drie geneesmiddelen van mond-keelholte?

Slide 23 - Open vraag

Chloorhexidine
Waterstofperoxide
Dichloorbenzylalcohol = Strepsils

Eisen neusdruppels en -spray
  • Isotoon
  • Conservering
  • Viscositeit

 Voor gebruik eerst neus snuiten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Decongestiva

Slide 25 - Woordweb

Stoffen die het opgezwollen neusslijmvlies doen slinken = decongestiva.
Decongestiva geven een vernauwing van de kleine bloedvaten van het neusslijmvlies, waardoor het neusslijmvlies slinkt. 

Aandoeningen met acuut hoesten zijn:
  • Kinkhoest; een bacteriële infectie die gepaard gaat met een ontsteking van de ademhalingsorganen en heftige hoestbuien. 
  • Bronchiolitis; een ontsteking van de onderste vertakkingen van de luchtwegen, vooral bij zuigelingen. Symptomen: verkoudheid, kortademigheid en vaak koorts→ RS-virus (respiratoir syncytieel virus).
  • Pseudokroep; een ontsteking van de stembanden waardoor de luchtwegen vernauwd raken. Symptomen:  blafhoest, heesheid en piepende ademhaling die voor ouders zeer beangstigend kunnen zijn. Een vochtige omgeving (douchecel) is zeer belangrijk om de klachten te verminderen.
  • Prikkelhoest komt voor als bijwerking bij een groep geneesmiddelen→ ACE-remmers (gebruikt bij hartfalen of hoge bloeddruk).

Slide 26 - Tekstslide

Ondanks de kindervaccinatie stijgt de laatste jaren het aantal gevallen van kinkhoest weer.
RS = benauwd worden door een ontsteking van de kleine luchtwegen (bronchiolitis) of een longonsteking.
Waarom dien je hoestdranken zelf te betalen?

Slide 27 - Open vraag

De NHG-standaard stelt onomwonden dat de werkzaamheid van hoestmiddelen niet is aangetoond en het placebo-effect is dan ook groot. Mede hierdoor zijn hoestmiddelen niet opgenomen in de zorgverzekering. 
Hoestmiddelen:
  • Hoestprikkeldempende stoffen; onderdrukken de hoestprikkel bij → droge, niet-productieve hoest. Het belangrijkste middel is het uit opium afkomstige codeïne.
  • Expectorantia; worden gebruikt om het ophoesten van slijm te vergemakkelijken. Verondersteld wordt dat de expectorantia de slijmcellen dwingen tot de productie van een wateriger, dunner slijm.
  • Mucolytica; hebben vermoedelijk invloed op de taaiheid van slijm. Het slijm wordt als het ware afgebroken en is daardoor gemakkelijker op te hoesten. Het gebruik van deze middelen heeft alleen zin bij voldoende hoge dosering of bij lokaal gebruik via een vernevelaar.
  • Emollientia; stoffen waarvan geen duidelijke werking bekend is, maar ze worden voorgeschreven ter verzachting van de geprikkelde slijmvliezen.
  • Antihistaminica; worden bij een allergische reactie gebruikt, waarbij hoesten als klacht kan

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk middel kan een hoestprikkel onderdrukken?
A
Acetylcysteïne
B
Altheasiroop
C
Noscapine
D
Promethazine

Slide 29 - Quizvraag

Promethazine is geen eerste-keusmiddel bij kriebelhoest. De werking van promethazine bij hoest is niet bewezen.
Welke medicijngroep kan een kriebelhoest veroorzaken?
A
ACE-remmers
B
Betablokkers
C
Corticosteroïden
D
Dranken

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn al je vragen beantwoordt?

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies