voorbereiding toets 4

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welk percentage van het lichaam bestaat uit water
A
25-30%
B
50-60%
C
80-90%

Slide 2 - Quizvraag

Welk orgaan bevat het hoogste vochtpercentage?
A
Hersenen
B
Lever
C
Tanden

Slide 3 - Quizvraag

Welk deel van de Nefron komt alleen voor in de Niermerg?
A
Lis van Henle
B
Kronkelbuis 2
C
Kapsel van Bowman
D
Glomerulus

Slide 4 - Quizvraag

Wat is Homeostase?
A
Inwendig milieu van het lichaam regelen
B
Opname van vocht in de nier
C
Zenuwprikkels doorgeven aan de hypothalamus
D
Afvalstoffen in het lichaam

Slide 5 - Quizvraag

Waar wordt voorurine geproduceerd?
A
Kapsel van Bowman
B
Lis van Henle
C
Nierlichaam
D
Verzamelbuis

Slide 6 - Quizvraag

Door welke werkzaamheden worden afvalstoffen gefilterd uit de nieren?
A
Ultrafiltratie, terugresorptie, excretie
B
Filteren, opnemen en uitscheiden
C
Uitstoten, resorberen, filteren
D
Filteren, opnemen, resorberen

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel nefronen heeft een lichaam?
A
1 miljoen
B
500.000
C
750.000
D
250.000

Slide 8 - Quizvraag

Noem onderdelen van de nier van buiten naar binnen
A
Nierschors, Niermerg, Nierbekken
B
Niermerg, Nierbekken, Nierschors
C
Nierbekken, Nierschors, Niermerg

Slide 9 - Quizvraag

Waar bestaat het nierlichaam uit?
A
Glomerulus en Kapsel van Bowman
B
Kronkelbuis 1 en Lis van Henle
C
Lis van Henle en Kronkelbuis 2
D
Glomerulus en Kronkelbuis 1

Slide 10 - Quizvraag

De nieren liggen aan de voorkant van de buikholte
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Nierbekken worden ook wel ... genoemd
A
Cortex renalis
B
Phyelum
C
Urethra

Slide 12 - Quizvraag

Het urinestelsel zorgt ervoor dat de hoeveelheid water in het lichaam en de samenstelling daarvan niet te veel varieert. Hoe noem je dit?
A
Homeostase
B
Diffusie
C
Vasoconstrictie

Slide 13 - Quizvraag

Een neutrale oplossing heeft een pH van 7.0. Wat is de waarde van de pH in het lichaam?
A
Tussen de 6.35 en 7.0
B
Deze waarde wisselt voortdurend
C
Tussen de 7.35 en 7.45

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer meer vocht wordt uitgescheiden dan ingenomen, is er sprake van een .... vochtbalans
A
Negatief
B
Positief
C
geen van beide

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer meer vocht wordt ingenomen dan uitgescheiden, is er een ... vochtbalans
A
Negatief
B
Positief
C
geen van beide

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is water belangrijk voor je lichaam?
A
Het is geen belangrijke stof
B
Het lichaam bestaat voor meer dan de helft uit water.
C
Je bloed heeft water nodig om zich voort te zetten

Slide 17 - Quizvraag

Welke stof hoort niet thuis in urine?
A
Natrium
B
Glucose
C
Bilirubine

Slide 18 - Quizvraag

Natrium wordt een elektrolyt genoemd. Wat klopt?
A
Natrium is betrokken bij het voortgeleiden van elektrische prikkels in het hart en de spieren
B
Natrium draagt bij aan het vasthouden van vocht in de cellen en in de bloedbaan
C
Allebei klopt
D
Kloppen allebei niet

Slide 19 - Quizvraag