Imperativo

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

3de persoon Presente = gebiedende wijs "jij" vorm enkelvoud. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Imperativo

Slide 5 - Tekstslide

Bij de Imperativo, hebben deze werkwoorden ook een klinkerwisseling.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

¿En qué oración se usa el imperativo? 
Debes comer mucha fruta y verdura.
Tienes que beber mucha agua.
Intenta evitar el alcohol.
Es bueno caminar una media hora al día.
Puedes hacer un deporte activo.
Lo mejor es dormir muchas horas.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Imperativo (usted)
vivir
A
vivo
B
vivi
C
vive
D
viva

Slide 16 - Quizvraag

Imperativo: hablar (tú)
A
habla
B
hablas
C
hablo
D
hablamos

Slide 17 - Quizvraag

Imperativo: comer (tú)
A
comes
B
comemos
C
como
D
come

Slide 18 - Quizvraag

Imperativo: escribir (tú)
A
escribo
B
escribes
C
escribe
D
escriben

Slide 19 - Quizvraag

Imperativo: beber (tú)
A
bebes
B
bebemos
C
bebo
D
bebe

Slide 20 - Quizvraag

Imperativo (tú)
vivir
A
vivo
B
vivi
C
vive
D
vives

Slide 21 - Quizvraag

Imperativo comer (usted)
A
comas
B
come
C
coma
D
como

Slide 22 - Quizvraag

El imperativo. Sleep de juiste vormen naar de juiste persoon.
USTED
baja
vive
juega
escriba
gana
nade
descanse
escale

Slide 23 - Sleepvraag

Slide 24 - Tekstslide