Mix - leestekens 1

Mix - leestekens 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Mix - leestekens 1

Slide 1 - Tekstslide

Waar hoort een uitroepteken aan het eind van de zin?
A
Wat eet jij graag op je brood elke ochtend
B
De kat ligt op de bank en slaapt verder
C
Hij leest een boek over vogels en reptielen
D
Pas op, daar komt een auto van rechts

Slide 2 - Quizvraag

Waar hoort een vraagteken aan het eind van de zin?
A
Waar heb jij je nieuwe jas gelaten
B
Hij speelt met blokken op de houten vloer
C
Kom nu meteen van dat hoge muurtje af
D
De meisjes lezen samen een spannend sprookjesboek

Slide 3 - Quizvraag

Achter welk woord moet een punt?

Ik liep naar het park het begon ineens heel hard te regenen.
A
achter: liep
B
achter: park
C
achter: ineens
D
achter: hard

Slide 4 - Quizvraag

Achter welk woord moet een komma?

Toen we thuis kwamen gingen we meteen aan tafel eten.
A
achter: thuis
B
achter: kwamen
C
achter: gingen
D
achter: meteen

Slide 5 - Quizvraag

Achter welk woord moet een dubbele punt?

De juf zei het heel duidelijk neem morgen je gymspullen mee.
A
achter: zei
B
achter: duidelijk
C
achter: neem
D
achter: gymspullen

Slide 6 - Quizvraag

Waar hoort een uitroepteken aan het eind van de zin?
A
Ga direct naar binnen want het regent nu hard
B
Waarom ligt jouw jas nog steeds op de grond
C
Zij maakt tekeningen met houtskool en met potlood
D
De kinderen spelen buiten tot het donker wordt

Slide 7 - Quizvraag

Waar hoort een vraagteken aan het eind van de zin?
A
De hond slaapt rustig in zijn zachte mand
B
Hoe lang duurt deze film nog ongeveer eigenlijk
C
Ren snel weg voordat de deur weer dichtvalt
D
Ze drinken warme chocolademelk met slagroom erbij

Slide 8 - Quizvraag

Achter welk woord moet een punt?

De hond blaft naar de postbode hij wil zijn tuin beschermen.
A
achter: hond
B
achter: balft
C
achter: postbode
D
achter: wil

Slide 9 - Quizvraag

Achter welk woord moet een komma?

In de zomervakantie gaan we naar Frankrijk Italië en Spanje.
A
achter: zomervakantie
B
achter: gaan
C
achter: we
D
achter: Frankrijk

Slide 10 - Quizvraag

Achter welk woord moet een dubbele punt?

Tom riep ineens heel hard pas op voor die hond.
A
achter: Tom
B
achter: riep
C
achter: heel
D
achter: hard

Slide 11 - Quizvraag

Waar hoort een uitroepteken aan het eind van de zin?
A
Hoeveel boterhammen eet jij meestal op school
B
Kom snel kijken, het vuurwerk begint al bijna
C
De hond blaft hard en rent achter een bal
D
Zij hangen hun jassen aan de haak in huis

Slide 12 - Quizvraag

Waar hoort een vraagteken aan het eind van de zin?
A
De jongen schildert een boom op het doek
B
Kijk uit, er komt een wesp uit het glas
C
Wanneer begint de wedstrijd op televisie vanavond
D
Hij kijkt graag naar vogels met zijn verrekijker

Slide 13 - Quizvraag

Achter welk woord moet een punt?

We maakten een werkstuk over dolfijnen daarna presenteerden we het voor de klas.
A
achter: maakten
B
achter: werkstuk
C
achter: presenteren
D
achter: dolfijnen

Slide 14 - Quizvraag

Achter welk woord moet een komma?

Als het straks droog is gaan we buiten spelen.
A
achter: straks
B
achter: is
C
achter: gaan
D
achter: buiten

Slide 15 - Quizvraag

Achter welk woord moet een dubbele punt?

We doen vandaag drie dingen lezen schrijven en een toets maken.
A
achter: dingen
B
achter: lezen
C
achter: schrijven
D
achter: toets

Slide 16 - Quizvraag

Waar hoort een uitroepteken aan het eind van de zin?
A
Wat is dat voor geluid dat ik nu hoor
B
Zij maken samen huiswerk in de stille bibliotheek
C
Daar is mijn nieuwe fiets met het blauwe zadel
D
De vogels vliegen laag over de natte weilanden

Slide 17 - Quizvraag

Waar hoort een vraagteken aan het eind van de zin?
A
Wil je straks samen buiten spelen met mij
B
De auto staat geparkeerd onder de oude boom
C
Wat een prachtige kleuren hebben die herfstbladeren
D
Mijn zus maakt een puzzel van duizend stukjes

Slide 18 - Quizvraag

Achter welk woord moet een punt?

Lisa leest een spannend boek haar broer kijkt ondertussen een film op zijn tablet.
A
achter: leest
B
achter: spannend
C
achter: boek
D
achter: film

Slide 19 - Quizvraag

Achter welk woord moet een komma?

Mijn vader de buurman en ik hebben samen de heg gesnoeid.
A
achter: vader
B
achter: buurman
C
achter: hebben
D
achter: samen

Slide 20 - Quizvraag

Achter welk woord moet een dubbele punt?

Ze zei iets heel belangrijks je moet altijd jezelf blijven.
A
achter: zei
B
achter: belangrijks
C
achter: moet
D
achter: jezelf

Slide 21 - Quizvraag

Waar hoort een uitroepteken aan het eind van de zin?
A
De hond rent hard over het natte grasveld
B
Wat doe jij daar bij die hoge boom
C
Kijk uit voor de bal die eraan komt
D
Ze fietsen rustig langs het kanaal en kijken rond

Slide 22 - Quizvraag

Waar hoort een vraagteken aan het eind van de zin?
A
Zij bakken koekjes met chocolade en kaneel vandaag
B
Hij schrijft een verhaal over een jonge ridder
C
Stop meteen met schreeuwen in de bibliotheek
D
Wie heeft mijn pen van de tafel gepakt

Slide 23 - Quizvraag

Achter welk woord moet een punt?

Het was een warme zomerdag we besloten te gaan zwemmen in het meer vlakbij.
A
achter: was
B
achter: zomerdag
C
achter: besloten
D
achter: zwemmen

Slide 24 - Quizvraag

Achter welk woord moet een komma?

Voordat we naar school gaan controleer ik mijn tas.
A
achter: naar
B
achter: school
C
achter: gaan
D
achter: controleer

Slide 25 - Quizvraag

Achter welk woord moet een dubbele punt?

We hebben alles meegenomen broodjes appels drinken en een kleed.
A
achter: hebben
B
achter: meegenomen
C
achter: broodjes
D
achter: appels

Slide 26 - Quizvraag

Sleep het juiste leesteken naar het rode vak.
We liepen rustig naar huis             het begon al te schemeren.
.
!
?
,
:

Slide 27 - Sleepvraag

Sleep het juiste leesteken naar het rode vak.
Als je goed kijkt            zie je de vogel in de boom
.
!
?
,
:

Slide 28 - Sleepvraag

Sleep het juiste leesteken naar het rode vak.
Waarom heb jij je jas niet meegenomen 
naar school
.
!
?
,
:

Slide 29 - Sleepvraag

Sleep het juiste leesteken naar het rode vak.
Op het boodschappenlijstje staan de volgende dingen              melk brood en kaas
.
!
?
,
:

Slide 30 - Sleepvraag

Sleep het juiste leesteken naar het rode vak.
Kijk uit               er komt een bal jouw kant op
.
!
?
,
:

Slide 31 - Sleepvraag