Checkvragen VWO5 Oog 15.3 + 15.4

Checkvragen VWO5 Oog 
15.3 + 15.4
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Checkvragen VWO5 Oog 
15.3 + 15.4

Slide 1 - Tekstslide

Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies

Vangt lichtprikkels op
beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Q
R
S

Slide 2 - Sleepvraag

Welk deel van je oog buigt de lichtstralen het meest?
A
ooglens
B
hoornvlies
C
voorste oogkamer
D
glasachtig lichaam

Slide 3 - Quizvraag

Om te zien moet er licht in je oog komen. Via welke onderdelen (goede volgorde) van het oog komt het licht in je oog?
A
hoornvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam, netvlies
B
lens, pupil, hoornvlies, netvlies, glasachtig lichaam
C
hoornvlies, netvlies, pupil, lens, glasachtig lichaam
D
netvlies, glasachtig lichaam, pupil, lens, hoornvlies

Slide 4 - Quizvraag

Welke spiertjes trekken samen in het donker?
A
straalsgewijze spieren iris
B
kringspieren iris
C
accomodatiespier
D
oogspieren

Slide 5 - Quizvraag

Welke oogafwijking heb je als de oogas te kort is tussen lens en netvlies?
A
bijziend
B
verziend

Slide 6 - Quizvraag

Je kan de blaadjes in de hoge boom niet scherp zien, wat ben je dan?
A
Bijziend, holle (min) lens nodig
B
Bijziend, bolle (plus) lens nodig
C
Verziend, holle (min) lens nodig
D
Verziend, bolle (plus) lens nodig

Slide 7 - Quizvraag

Als ik wil  scherpstellen op een voorwerp dat dichtbij is, dan                                                    de kringspiertjes
van het/de                                                    , waardoor de lensbandjes                                          komen te staan en de lens                                                    wordt.                


strak
straalvormig lichaam
iris
slap
ontspannen
spannen (aan)
boller
platter

Slide 8 - Sleepvraag

Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijding optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd. Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijding optreedt?
A
oogspieren
B
kringspieren in de iris
C
spieren in straalvormig lichaam
D
straalsgewijs lopende spieren in de iris

Slide 9 - Quizvraag

Dichtbij scherp zien =
lens A of lens B?
want de lens is ........
en de lensbandjes zijn .....

A
Lens B lens is plat lensbandjes zijn strak
B
Lens A lens is plat lensbandjes zijn slap
C
Lens A lens is bol lensbandjes zijn slap
D
Lens B lens is bol lensbandjes zijn strak

Slide 10 - Quizvraag

Op deze plek zit geen netvlies, omdat je oogzenuw daar je oog verlaat.
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
netvlies

Slide 11 - Quizvraag

voor welke drie kleuren licht zijn de drie typen kegeltjes van de mens gevoelig?

Slide 12 - Open vraag

Een persoon kijkt 's nachts naar de sterren. Op een gegeven ogenblik ziet hij een lichtzwakke ster. Als hij probeert hiervan een duidelijk beeld te krijgen, ziet hij opeens de ster niet meer.
De ster wordt voor hem onzichtbaar doordat in beide ogen het beeld van de ster:
A
op de gele vlek valt waar alleen kegeltjes voorkomen
B
op de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen
C
naast de gele vlek valt op een plaats waar alleen kegeltjes voorkomen
D
naast de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer er geel licht op de kegeltjes valt, welke kegeltjes reageren dan?
A
Alleen de kegeltjes voor geel
B
De kegeltjes voor blauw en die voor groen
C
De kegeltjes voor rood en de kegeltjes voor groen
D
Alleen de kegeltjes voor groen, maar een klein beetje

Slide 14 - Quizvraag

Welke stelling klopt?
A
Licht treft eerst de ganglioncellen, daarna de pigmentcellen
B
Rhodopsine tref je alleen aan in kegeltjes
C
Receptieve velden zijn groter in de gele vlek
D
Vooral staafjes zorgen voor een scherp beeld

Slide 15 - Quizvraag