W1 16 dec-20 dec (S19A&B) Melle

B1-K1-W1: Inventariseert de ondersteuningsvragen





Deel 1
Week: 16-20 december
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

B1-K1-W1: Inventariseert de ondersteuningsvragen





Deel 1
Week: 16-20 december

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To do: 
  • Herhalen vorige les
  • Theorie Communicatie
  • Oefenen met alledaagse gesprekken
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat alledaagse gespreken  zijn
  • Aan het einde van de les kan je een alledaagse gesprek voeren met een 'client'

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm van Niet-luisteren doe je als je geen interesse hebt in de ander?
A
Ik-gericht luisteren
B
Onverschillig luisteren
C
Oordelend luisteren

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je alleen naar iemand woorden luistert en niet naar Non-verbale houding kijkt. Welke vorm van onverschillig luisteren doe je dan?
A
Ongeduldig luisteren
B
Ongeïnteresseerd luisteren
C
Verdedigend luisteren
D
Passief luisteren

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Egocentrisch, autobiografisch, te selectief luisteren valt onder?
A
Onverschillig luisteren
B
Oordelend luisteren
C
Ik-gericht luisteren

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt de ander begrijpen en steunen valt onder welke luisterstrategie?
A
Empathisch luisteren
B
Intensief luisteren
C
Globaal luisteren
D
Kritisch luisteren

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je tijdens een gesprek alleen de grote lijnen volgt. Welke luisterstrategie gebruik je dan?
A
Empathisch luisteren
B
Intensief luisteren
C
Globaal luisteren
D
Kritisch luisteren

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Indirecte vraag:
Het is geen vraag die begint met: wie, wat, waar, welke, waarom of hoe. Dit soort vragen noem je indirecte vragen.
Ik vraag me af hoe u dat doet

Een suggestieve vraag verraadt welk antwoord je wilt horen of verwacht te horen
Goed opgeruimd is het hier, hè?’


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken

Thieme Communicatie: Thema 2.4 Luisteren en luisterhouding: Opdracht 1-7
Thieme Communicatie: Thema 2.5 Alledaagse gesprekken voeren
: Opdracht 1-8


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting


Huiswerk: Thieme Boek Communicatie: Thema 1.2 Communicatieproblemen: Opdracht 1-9 
Volgende les: Theorie luisteren

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B1-K1-W1: Inventariseert de ondersteuningsvragen





Deel 2
Week: 9-13 december

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To do: 
  • Herhalen vorige les
  • Theorie Communicatie
  • Zelfstandig werken

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je hoe je feedback moet geven en ontvangen
  • Aan het einde van de les weet je wat een tweegesprek inhoudt

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les
  1. Welk soorten vragen bestaan er allemaal om een gesprek gaande te houden?
  2. Hoe zit de opbouw van een alledaagse gesprek eruit?

Slide 21 - Tekstslide

 gesloten, open, Suggestieve, directe vragen.
Indirecte vragen:
Veel vragen zijn geen echte vragen. Zeg je tegen iemand: ‘Ik vraag me af, hoe u dat gelukt is,’ of ‘ik vraag me af hoe u dat doet,’ dan hoor je daar wel een vraag in, maar het klinkt niet als een gewone vraag. Het is geen vraag die begint met: wie, wat, waar, welke, waarom of hoe. Dit soort vragen noem je indirecte vragen.
Suggestieve vraag
Type vraag die verraadt welk antwoord de vraagsteller wil horen of verwacht te horen
Met suggestieve vragen stuur je het gesprek en daarmee de aandacht van de ander.

2: Contact leggen, gesprek starten, Richting geven, Gesprek sluiten

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Soms ga je er echt voor zitten om feedback te geven, bijvoorbeeld bij een functioneringsgesprek of een BPV-gesprek. Het voordeel is dat je je als feedbackgever kunt voorbereiden. Mensen kunnen elkaar ook onbewust feedback geven. Dat gebeurt eigenlijk heel erg vaak. Alle gedrag is immers communicatie. Je geeft dus voortdurend informatie aan de ander, denk aan: geeuwen, zeggen dat je het niet begrijpt, je wenkbrauwen fronsen, de keel schrapen, een ander in de rede vallen.
Spontaan of in reactie op een vraag
Je kunt heel spontaan feedback geven. Bijvoorbeeld als je zoiets zegt als: ‘Enorm bedankt’ of ‘Fijn dat je geholpen hebt.’
Feedback kun je ook geven omdat de ander je om feedback vraagt. ‘Je wilt weten hoe ik vind dat het gaat? Nou, eerlijk gezegd, vind ik het niet helemaal lekker lopen. Ik vind dat je te weinig initiatief neemt.’
Formeel betekent: officieel. Informeel wil zeggen: niet-officieel, vrijblijvend.
Formele feedback geef je vaak op vooraf afgesproken momenten. Je geeft bijvoorbeeld feedback omdat het in een teamvergadering aan de orde komt. Of je krijgt feedback omdat je in een functioneringsgesprek zit.
Informele feedback is feedback die je tussendoor geeft of krijgt. De feedback zelf is daardoor ook informeler. Voorbeelden van informele feedback zijn: je duim omhoog steken, tussendoor iets vertellen over hoe je de samenwerking ervaart of een schouderklopje geven.
Kritiek of feedback:
Natuurlijk reageren mensen niet altijd op feedback, zoals Rob dat doet. Het hangt er vanaf hoe mensen zich voelen. Hoe zou jij je voelen als je Rob was? Voel je je aangevallen of niet?
Als je je aangevallen voelt, dan schiet je waarschijnlijk in de verdediging. Of je gaat in de tegenaanval. Dan zeg je zoiets als: ‘Ik mag staan hoe ik wil, toch?’ (verdedigend). Of je zegt: ‘Heb je jezelf weleens in de spiegel bekeken? Hoe jij erbij staat?’ (tegenaanval).

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer je feedback geeft, is het belangrijk dat er sprake is van opbouwende feedback. We bedoelen daarmee dat je de feedback op een bemoedigende en positieve manier geeft (in plaats van afbrekende manier), zodat de ander er iets aan heeft. Opbouwende feedback gaat altijd in op inhoud of op gedrag. Je vertelt duidelijk wat je waardeert en waarom, of wat er beter kan en waarom.

Slide 26 - Tekstslide

Deze G-G-G-boodschap heeft effect, omdat de ander merkt dat je gekeken en/of geluisterd hebt. Met de uitspraken daarna laat je het gevoel en de betekenis blijken van wat je gezien en/of gehoord hebt. Hierdoor kan het contact met de ander sterker worden.

Slide 27 - Tekstslide

De meest voorkomende verdedigingsreacties zijn:
Ontkenning: in reactie op je feedback ontkent de ander dat hij het gezegd of gedaan heeft. Bijvoorbeeld: ‘Nee hoor, dat heb ik helemaal niet gezegd,’ of ‘nee hoor, zo ging het helemaal niet.’
Verdringing: in reactie op je feedback zegt de ander dat hij het zich niet meer kan herinneren of dat hij het is vergeten. Ook is het mogelijk dat de ander zegt, dat niet hij het was, maar iemand anders.
Rationalisatie: in reactie op je feedback gaat de ander een uitleg of verklaring geven, of hij bedenkt een smoes, bijvoorbeeld: ‘Ja, maar ik kon er niets aan doen. Want toen ik … toen kwam hij... en daardoor…’
Projectie: in reactie op je feedback speelt de ander de bal terug of hij geeft iemand anders de schuld. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb het jou zelf ook wel eens zien doen,’ of ‘jij doet toch ook weleens iets verkeerd,’ of ‘als jij het eerder tegen me had gezegd, dan had ik…’ of ‘het komt omdat zij…
Reageert de ander met een verdedigingsreactie, dan heeft het geen zin om maar door te gaan met je feedback. De ander zal pas naar je luisteren, als hij zich gehoord voelt. Ga jij toch door met het geven van feedback, dan zal hij met nóg sterkere verdedigingsreacties reageren. De kans is groot dat jij nog meer je best doet om duidelijk te maken wat je bedoelt. Daarom is het altijd het beste om rustig te blijven. Lukt je dat niet? Laat de feedback dan even rusten en kom er later nog eens op terug.

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Het is belangrijk dat je je realiseert dat je als beroepskracht MZ een cliënt alleen iets kan leren, als hij zelf bereid is tot leren. Een cliënt zal alleen veranderen, als hij bereid is te veranderen. Een cliënt zal alleen een gewoonte opgeven, als hij daar zelf voor kiest.
Een andere belangrijke voorwaarde voor een effectief tweegesprek is dat er een basis aanwezig is van vertrouwen tussen de cliënt en jou als beroepskracht MZ. Zonder vertrouwen zal een cliënt zich niet veilig voelen. Hij zal niet openstaan voor wat jij te zeggen hebt en het gesprek zal op niets uitlopen. Het is daarom belangrijk de tijd te nemen de cliënt te leren kennen.
Uiteraard is het ook belangrijk dat jij openstaat voor de cliënt. Is dat niet het geval, dan gaan negatieve persoonlijke gevoelens een rol spelen in het gesprek. Dat komt het resultaat niet ten goede.

Slide 30 - Tekstslide

Directieve en non-directe vaardigheden kun je in een gesprek afwisselen, maar je kunt ook kiezen voor of de ene of de andere houding. Als directieve gesprekspartner adviseer je en neem je beslissingen, terwijl je als non-directieve gesprekspartner vooral veel luistert en gevoelsreflecties geeft. Met een non-directieve houding stimuleer je de cliënt om zelf op zoek te gaan naar beweegredenen, motieven, gevoelens, enzovoort. Je wilt bijvoorbeeld in overleg treden met de ouders/verzorgers over een probleem van een cliënt.
Het idee achter non-directieve hulpverlening is dat hulpverlening alleen zinvol is als de cliënt vaardiger wordt in het zelf naar oplossingen zoeken. Zou jij de cliënt een advies geven, dan blijft hij afhankelijk van jou. Bij een volgend probleem heeft hij weer jouw advies nodig. Dat schiet niet op.

Slide 31 - Tekstslide

Voor een tweegesprek waarbij jij gespreksleider bent, kies je een kleine ruimte. Dit bevordert namelijk het gevoel van veiligheid. Daarnaast is het risico groter dat geen van beiden wordt afgeleid door de dingen om hen heen. Zorg dus voor een rustige, kleine, gezellige ruimte. Als de omgeving gezellig is ingericht, heeft dat een positieve uitwerking op het gesprek. Mensen voelen zich sneller op hun gemak als zij zich in een gezellige, sfeervolle omgeving bevinden. Ook de grootte van de ruimte speelt een rol. Een te grote ruimte kan gevoelens van onveiligheid oproepen, al verschilt dit per persoon.
Voordat jullie met het eigenlijke gesprek beginnen, is het nodig om wat over koetjes en kalfjes te praten. Jullie kunnen bijvoorbeeld praten over het weer, of iemand de locatie gemakkelijk heeft kunnen vinden, enzovoort. Doel hiervan is de cliënt op zijn gemak te stellen. Het creëren van een ontspannen sfeer is een heel belangrijke voorwaarde bij het voeren van tweegesprekken. Zorg er wel voor dat dit voorgesprek niet te veel tijd in beslag neemt.
Denk er ook aan om je papieren mee te nemen waarop je tijdens de voorbereiding aantekeningen hebt gemaakt. En vergeet niet om je telefoon op stil te zetten en de ander te vragen dat ook te doen.

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken

Thieme Communicatie: Thema 4.9 feedback geven en ontvangen Opdracht 1-8



Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Geef antwoord: - Hoe moet je feedback geven?
- Wat houdt een tweegesprek in?


Huiswerk: Thieme Thema 4.9 feedback geven en ontvangen Opdracht 1-8
Volgende les: Theorie Gesprekssoorten

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies