les 2 Man en vrouw

Hoofdstuk 11 Voortplanting
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare school

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 11 Voortplanting

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Quiz, probeer de vragen te beantwoorden
Maak vervolgens de opdrachten van toepassen
Check jezelf door de lesdoelen te beantwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 11.1 Man en vrouw

les 3: 
- Je kunt de voortplantingsorganen van de man benoemen 
- Je kunt uitleggen welke weg de zaadcellen afleggen
- Je kunt de voortplantingsorganen van de vrouw benoemen
- Je kunt uitleggen wanneer een meisje vruchtbaar is
- Je kunt uitleggen hoe de menstuatie verloopt

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heten de geslachtsorgaan man?
Ken je alle onderdelen?
timer
0:30

Slide 4 - Tekstslide

Dus:
Erectie -> zwellichamen
Zaadballen -> zaadcellen
bijballen -> opslag
Zaadleiders -> tot aan zaadblaasjes en prostaat
Urinebuis -> zaadlozing

Slide 5 - Tekstslide

Hoe heten de voortplantingsorganen van de vrouw?
timer
0:30

Slide 6 - Tekstslide

Dus:
  • In de eierstokken liggen duizenden eicellen
  • 1 rijp eitje komt vrij (vruchtbaar)
  • De eileider vervoert eicel naar de baarmoeder
  • De baarmoeder heeft dan dik slijmvlies
  • Zodat een bevruchte eicel kan innestelen
  • Als er geen bevruchting was wordt het slijmvlies afgestoten

Slide 7 - Tekstslide

Bij de geboorte van een meisje zijn alle eicellen al aanwezig in de eierstokken
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Sperma bestaat uit:
A
zaadcellen
B
zaadcellen en een beetje urine
C
zaadcellen en vocht
D
zaadcellen en slijm

Slide 9 - Quizvraag

Op welke dag vindt meestal de eisprong plaats tijdens de menstruatiecyclus
A
13
B
14
C
1
D
20

Slide 10 - Quizvraag

Hoe lang blijft een eicel bevruchtbaar?
A
14 dagen
B
28 dagen
C
12 - 24 uur
D
0 - 12 uur

Slide 11 - Quizvraag

Op dag 1 van de menstruatie cyclus begint de menstruatie

A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Welke functie heeft het baarmoederslijmvlies ?
A
Zorgt ervoor dat een meisje ongesteld wordt
B
Heeft geen functie
C
Zorgt ervoor dat een bevruchte eicel kan innestelen
D
Zorgt ervoor dat de onbevruchte eicel naar buiten kan

Slide 13 - Quizvraag

opdrachten
maak de opdrachten over toepassen (23 ,24 en 25)

Slide 14 - Tekstslide