Situatie 2 + 7 : Bij de toeristeninformatie + ansichtkaart kopen (4 mars)

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 3,4

Villangues 

Bonjour !! 

Aujourd'hui c'est 4 mars

1. Ga zitten volgens de gemaakte groepen 

(met deze groep ga jij ook lopen in Namen).

2. Log in bij lesson up en vul de code in.

3. We gaan samen deze lesson up maken

4. De laatste 15 minuten gaan we rollenspellen doen.

Situatie 2

Je bent in de stad en je wilt informatie over een aantal dingen.

04:36

Wat kost het bezoek aan het theater?

04:46

Hoe kom je naar de citadel ?

06:07

Wat zijn specialiteiten in Namen/België ?

Voorbeelden situatie 2

1. - Bonjour, quel est le - monument le plus intéressant à ....?

2- Comment arriver à ....?

3-C'est ouvert à quelle heure?

1. Begroet de medewerker;

Informeer naar de belangrijkste bezienswaardigheden;

2. Kies er een uit en vraag naar de snelste manier om er te komen;

3. Vraag naar de openingstijden;

Situatie 7

Een ansichtkaart kopen

Hoe vraag je in het Frans hoeveel iets kost? 2 goede antwoorden

1. C'est comment?
2. Quel est le prix?
3. Ça coûte combien?
4. C'est quoi?

Wat is een postzegel in het Frans ?

1. le timbre
2. la poste
3. le papier
4. la lettre

Hoe zeg je dat je een postzegel wilt kopen ?

1. Je voudrais vendre un timbre
2. Je voudrais acheter un timbre
3. Un timbre s'il vous plaît
4. Je voudrais sortir un timbre

Wat willen jullie de laatste les voor Namen nog graag oefenen ?

00:42

Wat is de bekendste bezienswaardigheid in Namur ?

01:20

Naar welke schilder wordt er gevraagd ?

02:37

Welk feest wordt hier bedoeld?

Zinnen maken + interview vragen

                    

Rollenspellen 

 

 

Namen in het Frans is...

Waar ligt Namen?

1. 
2. 
3. 
4. 

Welke rivieren stromen door Namen?

1. de Lek en de Ijssel
2. de Samber en de Maas
3. de Maas en de Rijn
4. De Samber en de Lek

In welke provincie ligt de stad Namen?

1. Antwerpen
2. Luik
3. Namen
4. Luxemburg

Namen is de hoofdstad van de provincie Namen, maar ook van...

1. België
2. Vlaanderen
3. Wallonië
4. geen van deze drie

Ik kan vertellen hoe ik heet

Ik kan vertellen waar ik woon

Ik kan vertellen in welke school ik zit en in welke klas

Les sports | Faire + du / de la / de l' / des

1.

2.

3.

4.

5.

Faire du cheval

Faire de la natation

Faire du ski

Faire du jogging

Faire du vélo

Les sports | Jouer + au / à la / à l' / aux*

*Bij sporten en spellen, met min. 1 tegenspeler

1.

2.

3.

4.

5.

6.

Jouer au tennis

Jouer au ping-pong

Jouer au hockey

Jouer au foot(ball)

Jouer au basket(ball)

Jouer aux jeux vidéos

Mets les mots dans le bon ordre

1.

2.

3.

4.

5.

d'équipe

aimes

tu

sports

les

Mets les mots dans le bon ordre

1.

2.

3.

4.

5.

préfère

individuels

les

je

sports