Medicatie (basisinformatie)

                                Basiskennis 
                                                    medicatie
Welkom
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

                                Basiskennis 
                                                    medicatie
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat zijn medicijnen en welke namen hebben ze?
chemische naam = nauwkeurige beschrijving van de atomen die de stof bevat 
(Para-acetylaminofenol)

stofnaam of generieke naam = beschrijving van de stof(fen) die in het medicijn zitten (paracetamol) onder deze naam herkennen wij vaak de werking van het medicijn

merknaam = fantasienaam verzonnen 
door fabrikant

Slide 3 - Tekstslide

® betekent
dat het een geregistreerd handelsmerk is en dat
niemand anders die naam mag gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel verschillende namen ken je of kun je vinden van paracetamol?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1.2 Naslagwerken
  • Het Farmacotherapeutisch Kompas www.farmacotherapeutischkompas.nl

  • Het Repertorium

  • Apotheek
    www.apotheek.nl

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de werking van medicatie?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.Werking van medicijnen
- preventief/profylactisch
- curatief/causaal
- symptomatisch (placebo)
- substitutie
- diagnostisch

Slide 8 - Tekstslide

Preventief/profylactisch = voorkomen van een ziekte (bijv. vaccinatie of middelen tegen wagenziekte)

curatief /causaal= bestrijden van de oorzaak dus behandeling (antibiotica keelontsteking) en uiteindelijk genezing

symptomatisch= symptomen aanpakken bijv. ontstekingsremmende pijnstilling 

substitutie = aanvullen van tekorten (bijv. testosteron of insuline)

diagnostisch= om een diagnose te kunnen stellen bijv. radio actieve vloeistof bij een pet scan





bijv. corona
vaccin
bijv.
paracetamol
Voorkomen van ziekte
Verminderen van klachten door suggestie
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van een ziekte
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte
profylactische werking
causale werking
symptoom-
bestrijding
Placebo
bijv. antibiotica

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Risico's van medicijnen
  • Bijwerkingen: neveneffecten als diarree, jeuk etc
  • Cumulatie: ophoping van medicijnen in het lichaam
  • Interactie: werking van medicatie op elkaar
  • Verslaving: lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid
  • Gewenning: steeds meer van een geneesmiddel nodig hebben om hetzelfde effect te bereiken 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.2 Contra-indicatie
Een reden om het medicijn NIET te gebruiken omdat het medicijn een aandoening of ziekte verergert.
absoluut = absoluut niet geven

relatief = oppassen bij het geven

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.3 Placebo- effect
Als door behandeling die volgens de medische wetenschap geen effect kunnen hebben maar de klachten toch verminderen of verdwijnen

  • Placebo = neppil

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Hoe kun je medicijnen verkrijgen?
3.1 
  • Drogist/vrij verkrijgbaar
  • Apotheek 
3.2
  • medicijnen op recept in thuissituatie
3.3 
  • Medicijnen op recept in de instelling

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op een recept moet staan:
  • bijwerkingen 
  • naam geboortedatum van de client
  • naam en adres voorschrijvend arts
  • handtekening arts
  • naam medicijn
  • de sterkte
  • de dosering
  • de toedingswijze
  • een waarschuwing als het medicijn het bewustzijn kan beinvloeden

Slide 15 - Tekstslide

  • bijwerkingen: neveneffecten als diarree, jeuk
3.2 medicijnen op recept in de thuissituatie
  • door de huisarts, tandarts, psychiaters, verloskundigen
  • zelf halen of laten brengen door de apotheek
  • voor diagnose en behandeling

Slide 16 - Tekstslide

Tandarts mag dus GEEN slaapmedicatie voorschrijven
3.3 Medicijnen op recept in de instelling
  • Behandelend arts schrijft de medicijnen voor
  • Goede registratie van al het medicijngebruik van een verpleegkundige
  • Bij ontslag goede communicatie met huisarts

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Soorten medicijnen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer uitleg

Slide 19 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Vormen van medicijnen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Toedieningswegen
- enteraal = 
via het maag-darmstelsel -> meestal algemene werking (systematisch)

- parenteraal 
= via injectie/infuus of door difussie-> systematische of lokale werking

-topisch = 
via de huid en alleen lokaal/plaatselijk
 


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswegen
- oraal 
-rectaal
- sublinguaal
- injectie (subcutaan, intraveneus, intramusculair, intra-articulair, intra cardiaal, intralumbaal en epiduraal)
- inhalatie
- transdermaal
-vaginaal


Slide 22 - Tekstslide

oraal = via de mond 

rectaal = via de anus

sublinguaal = onder de tong (hartproblemen, epilepsie)

transdermaal = via pleister (lokale toediening maar soms systemische werking denk maar aan nicotine pleister)

inhalatie = tracheaal via luchtpijp of nasaal via neus (astma) soms lokaal soms systematisch

vaginaal = via de vagina (anti schimmel)





Een waarschuwing dat dit medicijn  invloed heeft op o.a. je concentratie.

Dit staat vaak op een antibioticakuur

Maagsapresistente tabletten, tabletten met gereguleerde afgifte en tabletten met een vieze smaak hebben iets gemeen, wat?

Een aerosol in een geneesmiddel dat je altijd moet ... voor gebruik.

Geneesmiddelen kunnen blijven hangen in de slokdarm, welke waarschuwingssticker hoort er bij?

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Medicatieproces
  1. Voorschrijven medicatie door arts op recept (3 maanden geldig)
  2. Klaarmaken en afleveren medicatie door apotheek
  3. afspraken maken met de cliënt over verantwoording
  4. uitzetten van medicatie
  5. aanreiken van medicatie
  6. inname van medicatie door cliënt
  7. registreren en aftekenen van medicatie
  8. Signaleren en rapporteren van (bij)werkingen
  9. Evaluatie van de behandeling
  10. overdracht van medicatie bij overplaatsing van de cliënt

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Bewaren van medicatie

Slide 25 - Tekstslide

kamertemperatuur: niet warmer dan 25 graden op een droge plek

koelkast: niet in het vriesvak. achterin de koelkast is vaak het koudst dat is de beste plek, verwarm een medicijn dat in de koelkast wordt bewaard tenminste 5 min. in je hand.

kinderen in huis: PAS OP!

Op vakantie: de  de medicijnen in een tas of jaszak als medicijnen in de koelkast bewaard moeten worden en dat kan niet op je vakantie adres overleg dan met de apotheker. 
7.1 Beheer van medicijnen in de thuissituatie

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Altijd in originele verpakking
< Baxter 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.2 Beheer van medicijnen in de instelling

  • Steeds meer het EVS 
(elektronisch voorschrijf 
en registratie systeem) 
  • Barcode van medicijn 
en patient (polsbandje) worden gescand

Slide 28 - Tekstslide

wat zijn jullie ervaringen?
8. medicijnen uitzetten

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.1 Wat heb ik nodig?
Medicijn verdeelsystemen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specifieke aandachtspunten

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. medicijnen toedienen
Enteraal: via het maag-darmkanaal
Per os/ rectaal

Parenteraal: niet via het maag-darmkanaal
Via de huid, slijmvliezen, lichaamsholten, inhalatie, injectie

Slide 33 - Tekstslide

per os/rectaa: teblette, drankjes, poeder, zetpillen, klysma

parenteraal: zalf, (antirook)pleisters, oogdruppels, vaginaaltabletten of cremes, astma, iv, im, subc, intracutaan

10. Controleren van medicatie
Bijsluiter
Regel van 5

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijsluiter
  • Samenstelling
  • Indicatie: waar wordt het middel voor gegeven?
  • Werking
  • Dosering *
  • Bijwerkingen
  • Gebruik tijdens zwangerschap
  • Wijze van inname
  • Waarschuwingen 
  • Werkzame stof en hulp/vulstoffen
Alles moet benoemd worden op bijsluiter i.v.m.
overgevoeligheid
CBG

Slide 35 - Tekstslide

waarschuwingen
Met welke geneesmiddelen gaat het middel
niet goed samen
• Niet innemen met melk, grapefruitsap…

• Wanneer kun je het beter niet innemen
(contra-indicatie)

hulpzame stoffen of vulstoffen
bijvoorbeeld zetmeel
dosering
Normdosering= standaarddosis/ gebruikelijk dosis bij volwassenen

Doseringsinterval= tijd die zit tussen inname van de verschillende doseringen van het geneesmiddel
–> Instellen tot een evenwichtssituatie “steady state”


Slide 36 - Tekstslide

Bij pijnmedicatie bouw je met de juiste dosering een goede concentratie aan pijnstilling op. De zogeheten 'spiegel'.

Wat check je bij het geven van medicatie?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Juiste tijd
Juiste persoon
Juiste medicijn
Juiste dosering
Juiste toedieningswijze

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips medicatieveiligheid
  • Voel je je bekwaam in voorbehouden en risicovolle handelingen?
  • Wees je bewust van de risico’s in het medicatieproces
  • Noteer afspraken over medicatie toedienen in het zorgplan
  • Als zorgmedewerker heb je een signalerende functie
  • Zorg voor een duidelijke toedienlijst en actueel medicatieoverzicht

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Let op dat de medicijnen goed bewaard worden
  • Zorg ervoor dat je ongestoord kunt werken met medicatie
  • Dubbele controle van risicovolle medicijnen is voor de veiligheid van de cliënt
  • Meld altijd medicatiefouten

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een contra-indicatie?
A
een reden om een medicijn te geven
B
een reden om het medicijn NIET te geven
C
verslaving
D
giftige hoeveelheid

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een dragee is...
A
een zetpil
B
een tablet met een suikerlaagje
C
een soort injectie
D
een bruistablet

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen
C
afhankelijkheid
D
steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bijwerkingen van medicijnen?
A
ophoping van medicijnen in het lichaam
B
de invloed van de medicijnen op elkaars werking
C
steeds meer nodig voor dezelfde werking
D
een ongewenste reactie bij een normaal gebruik

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke medicatiefouten worden er veel gemaakt?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Te laat gegeven
B
Verkeerde cliënt
C
Te hoge of lage doseringen
D
Verkeerde combinaties

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft de bevoegdheid om medicatie uit te schrijven?
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De verzorgende
D
De apotheek

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als eerste als er een medicatiefout is gemaakt?
A
Melden bij leidinggevende
B
MIC invullen
C
Huisarts/arts raadplegen
D
Onderzoeken waarom het fout gegaan is

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De reden waarom iemand een medicijn voorgeschreven krijgt noemen we een:
A
contra-indicatie
B
indicatie

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagmiddel

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oraal betekent..
A
medicijnen via de anus
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via een injectie
D
medicijnen via de mond

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies