• De derde naamval gebruik je voor zinsdelen die het meewerkend voorwerp zijn.
• Geen voorzetsel = Ontleden: Je kunt er ‘aan’ of ‘voor’ voorzetten of weglaten
• De controlevraag is: AAN/VOOR wie + gezegde + onderwerp
mir - dir - ihm - ihr - ihm - uns- euch- Ihnen/ihnen