2.4 Reading

• Engels
• Middelbare school
• vmbo, mavo, havo
• Leerjaar 2

2.4 Reading

In de vorige les heb je geleerd...

 Hoe je de weg vraagt in het Engels.

Begrijpen wat iemand zegt over een bus of trein.

Hoe je persoonlijke informatie kunt geven?

Leerdoelen

• Je begrijpt  korte, eenvoudige en goed gestructureerde instructies.
• Je kunt specifieke informatie in lijsten en formulieren vinden en begrijpen.

Grammatica:

• pronouns: who, Which, that, whose.
• genitive ('s/')
• few/a few/ a little, much, many .

Instructies begrijpen

• Open your book on page 10.

• Fill in the form.

• Write your name here.

Wat moet je doen?

Waar vind je de gevraagde informatie?

Informatie in lijsten en formulieren

Voorbeeld:

Name: Sarah Taylor

Date of Birth: 15-06-2007

Phone Number: [phone]

Hobbies: Reading, cooking

Vragen:

• Wat is haar geboortedatum?

• Welke hobby’s heeft ze?

• Wat is haar telefoonnummer?

Betrekkelijke voornaamwoorden (relative pronouns)

Who gebruik je voor mensen. 

Bijvoorbeeld: The girl who is singing is my sister.

Which gebruik je voor dingen of dieren. 

Bijvoorbeeld: The book which I read was very interesting.

That kun je gebruiken voor zowel mensen als dingen. 

Bijvoorbeeld: The man that helped me was very kind. / The phone that I bought is new.

Whose gebruik je om bezit aan te geven. Bijvoorbeeld: The boy whose bike was stolen is my neighbour.

Voorbeeldzinnen met betrekkelijke voornaamwoorden

The girl who is talking is my sister.

The book which I read was interesting.

The dog that barked was loud.

The man whose car broke down is over there.

Genitive ('s/’) – bezit aangeven

's = bezit van één persoon/ding → Sarah’s bag

’ = bezit van meervoudsvorm op -s → the students’ books

Voorbeelden:

This is Tom’s bike.

The teachers’ room is on the left.

 few / a few / a little / much / many

Jullie gaan maken paragraaf 2.4