5.4 Energie en reactiesnelheid

5.4 Energie en reactiesnelheid
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.4 Energie en reactiesnelheid

Slide 1 - Tekstslide

Kun jij een chemische reactie noemen?

Slide 2 - Woordweb

Wat is endotherme reactie?

Slide 3 - Open vraag

Endotherm

Wanneer je steeds energie moet toevoegen
om er voor te zorgen dat de reactie doorgaat, is de reactie endotherm.

Wanneer de energietoevoer stopt, stopt de reactie
ook.

(bijvoorbeeld: het koken van een ei)



Slide 4 - Tekstslide

Exotherm

Wanneer bij de reactie energie vrijkomt,
is de reactie
exotherm.

Ook wanneer je de reactie opgang moet
brengen (bijvoorbeeld: een kaars aansteken) is de reactie
exotherm.

(bijvoorbeeld: alle verbrandingen zijn
exotherm)



Slide 5 - Tekstslide

Het bakken van een pannenkoek.
A
exotherm
B
endotherm
C
Geen idee

Slide 6 - Quizvraag

Verdampen van alcohol
A
exotherm
B
endotherm
C
Geen idee

Slide 7 - Quizvraag

Botsende deeltjesmodel
Bij een chemische reactie botsen moleculen op elkaar. 

Wanneer een botsing voldoende krachtig

is, kunnen de atomen hergroeperen. Er wordt dan gesproken van een effectieve botsing.


Hoe meer effectieve botsingen hoe SNELLER een reactie!




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Reactiesnelheid

Een reactie kan snel of langzaam verlopen (en alles er tussenin)


De snelheid waarmee een reactie verloopt
wordt reactiesnelheid genoemd.







Slide 10 - Tekstslide

Reactiesnelheid

De reactiesnelheid wordt beïnvloed door:

  • De soort stof
  • Verdelingsgraad
  • Concentratie
  • Temperatuur
  • Katalysator

Slide 11 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

De soort stof/materie.




Bijvoorbeeld: ijzer roest sneller dan magnesium. 




Slide 12 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

Verdelingsgraad

Wanneer de deeltjes fijner worden, wordt
het oppervlakte groter. De verdelingsgraad neemt toe.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • deeltjes fijner —> grotere verdelingsgraad
  • grotere verdelingsgraad —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 13 - Tekstslide

Met verdelingsgraad wordt aangegeven hoe fijn een stof is verdeeld. Als de verdelingsgraad groter is, is de stof fijner verdeeld.

Wanneer is de verdelingsgraad het grootste?
A
hele eierschaal
B
eierschaal in een paar grote stukken
C
verkruimelde eierschaal

Slide 14 - Quizvraag


Welke afbeelding heeft een grotere verdelingsgraad?
A
B

Slide 15 - Quizvraag

Reactiesnelheid invloeden

Concentratie

Wanneer de concentratie groter is, zijn er meer deeltjes aanwezig waardoor de kans op effectieve botsingen
groter is. De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • concentratie groter —> meer deeltjes aanwezig
  • meer deeltjes aanwezig —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 16 - Tekstslide

Concentratie (hoeveelheid deeltjes)

Slide 17 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

Temperatuur

Bij een hogere temperatuur bewegen de moleculen sneller

waardoor de kans op effectieve botsingen groter is.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • temperatuur groter —> moleculen bewegen sneller
  • moleculen bewegen sneller —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid

Slide 18 - Tekstslide

Reactiesnelheid invloeden

Katalysator

Wanneer een katalysator wordt toegevoegd verloopt de reactie sneller.


Een katalysator is een stof die de reactie versnelt, maar niet wordt verbruikt tijdens de reactie.

Slide 19 - Tekstslide

Welk van de vijf methoden om reactiesnelheid te beïnvloeden kan worden verklaard met het botsende deeltjes model?
A
Verdelingsgraad en katalysator
B
Soort stof, concentratie en temperatuur
C
Alle 5 de methodes kunnen worden verklaard met het botsende deeltjesmodel
D
Verdelingsgraad, concentratie en temperatuur

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een endotherme en exotherme reactie?
A
Bij endotherme reacties gaat er warmte in en bij exotherme warmte uit
B
Bij endotherme reacties gaat er warmte uit en bij exotherme warmte in
C
Bij endotherme reacties gaat er energie in en bij exotherme energie uit
D
Bij endotherme reacties gaat er energie uit en bij exotherme energie in

Slide 21 - Quizvraag

Maken 
36 t/m 39 op blz. 162

Extra uitleg: 
https://www.youtube.com/watch?v=cshnTobNpa4&list=PLcGYN3zVFPebmtUZAUD0ksmmPqODKVmlF&index=20

Slide 22 - Tekstslide