Minor A1 Unidad 3 parte 2_do 25 febr_Chantal

Hoy es jueves
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
spaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoy es jueves

Slide 1 - Tekstslide

Los deberes, ¿qué tal?
Unidad 2: oefening 11 t/m 27+ Reglas y Sistemas
Unidad 3: eerste deel
¿Hay preguntas?

Slide 2 - Tekstslide

repetimos
el alfabeto
los verbos
la pronunciación

Slide 3 - Tekstslide

el alfabeto, zie ook p. 112 TB
¿Cómo se escribe tu nombre y apellido?
¿sabes deletrear? = spellen
B de Barcelona, V de Valencia

https://www.youtube.com/watch?v=Y28e4QU-ec4

C a R o L i N a
enige 4 medeklinkers die dubbel voor kunnen komen

Slide 4 - Tekstslide

deletrear
¿sabes deletrear? = spellen
A de Alicante
B de Barcelona
..
V de Valencia


Slide 5 - Tekstslide

Los verbos regulares , zie nr. 12c p.25 TB
Una pregunta: Wat valt er op aan het accent bij de jullie-vorm?

Atención: la acentuación 

Slide 6 - Tekstslide

Verbos -AR-ER -IR
Regelmatige werkwoorden eindigend op -AR , -IR , -ER
Weet je de regel nog?

Slide 7 - Tekstslide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 8 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 9 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
COMPARTO
ESCRIBIMOS
COMPARTEN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE

Slide 10 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
CORREMOS
VENDEN
APRENDEMOS
VENDÉIS
BEBE
COMEMOS
VENDO
APRENDEN
COME
CORRE
BEBÉiS

Slide 11 - Sleepvraag

YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto

Slide 12 - Sleepvraag

Wil je nog meer oefenen -AR-ER -IR werkwoorden?
ik deel straks de les dus je kunt later vanuit huis nog oefenen

  1. Verbos -ar oefenen: klik hier
  2. Verbos -er oefenen: klik hier
  3. Verbos -ir oefenen: klik hier


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link



ontkenning - dubbele ontkenning
Verschil:

-No hablo español.
-No, no hablo español.
-No, hablo español.

Slide 15 - Tekstslide

Mi complejo personal

TB p.28         

nr. 27a:  eerst lezen over
la rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr

Ik kan al...                    laat maar eens zien dan ;-)

Slide 16 - Tekstslide

Programa Unidad 3
Parte II, nr. 6 t/m 16
Ayer
  • Familie relaties
  • Uiterlijk en karakter beschrijven

Hoy
  • Getallen tot 100
  • Zeggen of je iets leuk vindt of niet
  • Data en de maanden van het jaar

Slide 17 - Tekstslide


UNA EMPRESA FAMILIAR  
nr. 6 TB . p.32 

¿Le gusta el chocolate?
 ¿Te gusta el chocolate?

We lezen de tekst!  Omcirkel de bezittelijk voornaamwoorden die je tegenkomt

Slide 18 - Tekstslide

Welke combinaties van een bezittelijk voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord ben je tegen gekomen?

Slide 19 - Open vraag

Los números del 0 al 100
  • 1 t/m 10: uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez

  • Getallen 16 t/m 29 worden aan elkaar geschreven:
22 = veintidós           18 = dieciocho

  • Vanaf 31 worden getallen los geschreven en worden tientallen en eenheden verbonden met "y"
31 = treinta y uno            88 = ochenta y ocho
accent:
    16, 22
  23

Slide 20 - Tekstslide

pronunciar los números
nr. 7a TB p. 32

21-30
31-40
41-50
81-90


Slide 21 - Tekstslide

Los números del 0 al 100

Getallen die op uno eindigen, krijgen voor vrouwelijke woorden de uitgang una:  
21 huizen - veintiuna casas
31 fabrieken - treinta y una fábricas 

Bij plaatsing voor mannelijke woorden valt de -o weg: 
21 años - veintiún años
31 werknemers - treinta y un empleados

Slide 22 - Tekstslide

noventa y dos
cuarenta y cinco
quince
sesenta y ocho
treinta y tres
veintiuno
cincuenta y cinco
setenta y seis
ochenta y nueve
once

Slide 23 - Sleepvraag

Nr. 8 TB p. 32
nr. 6 WB p.30
vamos a escuchar (zonder visuele steun)
Na luisteren nr. 8 TB

¿Cuántos/-as? = hoeveel? 
¿ Cuántos empleados? 
¿ Cuántas chocolaterías? 

Naar iemands leeftijd vragen is met TENER: 
¿ Cuántos años tienes? (hoe oud ben jij?) 

Slide 24 - Tekstslide

una pausa de 15 minutos

Slide 25 - Tekstslide

los adjetivos - het bijvoeglijk nw
Somos diferentes: los hermanos de Isabel

nr. 10a TB p. 33 We lezen de tekst en je onderstreept de eigenschappen

Welk werkwoord wordt hier veel gebruikt i.c.m. bijvoeglijk naamwoorden?



 

Slide 26 - Tekstslide

los adjetivos - het bijvoeglijk nw
Bijvoeglijke naamwoorden zijn om iemand te beschrijven en 
richten zich in getal en geslacht naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen. 

Wat weet je nu over het karakter van Isabel zelf?

Slide 27 - Tekstslide

Wat ben je te weten gekomen over het uiterlijk van Isabel?
Maak een complete en correcte zin waarin je 2 eigenschappen noemt.

Slide 28 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord: verschillende vormen
Nr. 10b TB p. 33: Vul nu de tabel en de regel verder in, controleer met de knoppen

un hombre atractivo
un hombre interesante
un hombre original
una mujer atractiva
una mujer interesante
una mujer original

Slide 29 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden om te beschrijven 
-ito
-ita

Slide 30 - Tekstslide

nr. 12 TB. p. 34  ¿Él o ella?

1
2
3
4
5
6
Javier
Penélope
Los dos
Nr 12 TB p.34
Javier: 1,5,6
Penélope: 2,3
Los dos: 4
WB: Andere oefeningen van beschrijvingen : 8,9,10,11,18

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

trabajo en grupos -  30 minutos
samen werken via agenda, camera's aan



WB:  8,9,10,11,18
Andere oefeningen van beschrijvingen 

Klaar en tijd over? Vul WB p. 37 Reglas y Sistemas in

Slide 33 - Tekstslide

Me gusta el cine
nr. 14 TB p. 34:     Me gusta, no me gusta

Vul de tabel aan: "iets leuk vinden of niet" 
(No) Me gust.........  el cine 
                                  ver la tele 
(No) Me gust......... los actores españoles                                            las  películas de terror

Slide 34 - Tekstslide


het werkwoord 'gustar' (I)
Zie ook p. 125 TB

Het werkwoord gustar (bevallen, leuk/lekker vinden, graag doen) wordt meestal in de 3e persoon vervoegd: gusta (ev) / gustan (mv)
Let op! 
Het onderwerp van de zin is niet degene die iets leuk vindt of aan wie iets bevalt. Het onderwerp is hetgeen dat (aan) deze persoon bevalt. Om aan te geven wie iets leuk/lekker vinden, moet je dan nog toevoegen: me (ik vind.. leuk), te (jij vindt.. leuk), le (hij/zij/u..)





Slide 35 - Tekstslide


het werkwoord 'gustar' (II)
Gusta wordt gebruikt vóór een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud (me gusta el cine) of  vóór een infinitief  (me gusta ver películas por internet).   

Gustan wordt gebruikt vóór een zelfstandig naamwoord (znw) in het meervoud (me gustan las películas románticas). 

Na 'me gusta/gustan' met een znw volgt altijd het lidwoord: el, la, los, las  -> me gusta la música (ik houd van muziek)

Slide 36 - Tekstslide

Nr. 15 TB, p.35 ¿Te gusta?
Houd jij  van...?
- ¿Te gusta el café/ el vino/ viajar...?
- ¿ Te gustan las fiestas?
      
  • Sí.
  • Sí, mucho.
  • Bastante.
  • No.
  • No mucho.
  • No, nada (No, no me gusta nada)
Houdt hij/zij/u van..?

-¿Le gusta el café/ el vino/ viajar..?
- ¿ Le gustan las fiestas?

Maar wie is "le"? 
Benadrukken wie iets leuk/lekker vindt:
A mí, me gusta la paella.
A Jorge, le gustan las tapas.
A María, le gusta el café.
      

Slide 37 - Tekstslide

WB: andere oefeningen met  GUSTAR: oef.13 a,b,c
Nr. 12 WB, p.32
1. El cine
2. Los actores españoles
3. La ópera
4. Viajar en avión
5. Las personas arrogantes

Slide 38 - Tekstslide

¿Cuándo es tu cumpleaños?
In het Spaans noteer je een datum als volgt:
 


Voorbeelden:
* ¿Cuándo es tu cumpleaños?  (Wanneer is jouw verjaardag)
- Mi cumpleaños es el 30 de septiembre
(in Spanje zeggen ze: de 30e van september)

* ¿Qué fecha es hoy? (Welke datum is het vandaag?)
-  Hoy es el 20 de marzo de 2020

enero
febrero
marzo
abril
mayo
junio
julio
agosto
septiembre
octubre
noviembre
diciembre
el dag + de maand + de jaar 

Slide 39 - Tekstslide

¿CUÁNDO ES TU/SU CUMPLEAÑOS?
Bij een datum wordt het bepaald lidwoord gebruikt:
1 april: El uno de abril ( in Spanje )
             El primero de abril (in Latinoamérica)
WB: andere oefeningen met de maanden van het jaar, maak oef. 14 WB

Slide 40 - Tekstslide

¿Cuándo es tu cumpleaños?
Es el... (maak de zin compleet en schrijf het getal uit) vb: Es el catorce de enero

Slide 41 - Open vraag

trabajo en grupos -  30 minutos
samen werken via agenda, camera's aan


gustar:
-15 a+b TB p. 35: beste in tweetallen binnen de groep
-13abc WB p. 32-33 
maanden van het jaar:
-14 WB
Klaar en tijd over? Vul samen rest van Reglas y Sistemas in (p.38 WB) en werk aan andere opdrachten uit het WB van unidad 3

Slide 42 - Tekstslide

los deberes 
Denk aan de tussentijdse toets h. 1+2. Die staat op Portal
Afmaken vóór de eerste les van volgende week.

Maak alle oefeningen in je werkboek af 
+ reglas & sistemas

Slide 43 - Tekstslide