13.1 - grammar practice (word order/possessive) + pitfalls + writing and presentations


Welcome HA1c!
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Welcome HA1c!

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson
  • Homework check
  • Grammar practice: word order and possessive
  • New grammar: pitfalls
  • Practice: pitfalls
  • Discussing test chapter 4
  • Working on your presentations (if there's time)

Slide 2 - Tekstslide

Homework check
Exercises 2, 3, 4, 5 (p.58-59) + ex. 11, 12, 13, 14 (p.62-64) of chapter 5 + the writing exercise

Slide 3 - Tekstslide

Practice :-)
Do the exercises on the hand out.

Finished? Do the crossword puzzle theme words chapter 5

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

HA1c: Pitfalls

Valkuilen

Slide 8 - Tekstslide

Today's programme
- Explanation pitfalls (valkuilen)
- Reflection

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan een aantal valkuilen in het Engels herkennen en deze ontwijken in een Engelse taal.

Slide 10 - Tekstslide

What is the correct spelling of 'morgen'?
A
tomorrow
B
tommorrow
C
tommorow

Slide 11 - Quizvraag

Welk Engels woord spel jij weleens verkeerd? Vul in.

Slide 12 - Open vraag

Valkuilen

Er zijn een aantal woorden die door elkaar worden gehaald, waardoor je sneller fouten maakt in het Engels.


In de volgende dia's zullen deze woorden aan bod komen.


Doel: valkuilen herkennen en het juiste toepassen.

Slide 13 - Tekstslide

to / too
To = naar, aan
Too = ook

Examples:
This present is from me to you. 
I like him too.

Slide 14 - Tekstslide

to / too

To = aan, naar, te
Voor een werkwoord kan de betekenis 'te' zijn.
You are wise enough to understand my explanation.


Too = te, ook
Don't screw the bolts in too tightly.

I want to go there too.

Slide 15 - Tekstslide

than / then

than = dan
Gebruik je in vergelijkingen.


then = toen
Geeft een tijd aan.



Slide 16 - Tekstslide

then / than


The sequel is even worse than the first film.


Then he scored the winning goal.

Slide 17 - Tekstslide

You have ____ let me go. I'm innocent!
A
to
B
too

Slide 18 - Quizvraag

We haven’t seen each other for way _______ long.
A
to
B
too
C
two
D
-

Slide 19 - Quizvraag

We went to school and _________ we went to hockey.
A
then
B
than
C
_
D
_

Slide 20 - Quizvraag

He is taller ____ his brother.
A
than
B
then

Slide 21 - Quizvraag

to
too
We have __ much homework!
Let's go __London.
Do you like football __?
You don't have __ worry.
He gave it __ me.
He works __ earn money.

Slide 22 - Sleepvraag

Your / You're

De meest gemaakte fout door jullie!


Your = jouw (bezittelijk voornaamwoord)
You're = you are (samentrekking van twee woorden)

First, collect your materials.
You're late. Do get up earlier.

Slide 23 - Tekstslide

Its / It's

Its = van het (bezittelijk voornaamwoord van it)

I parked my car in its usual place.

It's = it is/has. Het is/heeft (samentrekking van twee woorden)
It's time to go to the dentist.

Slide 24 - Tekstslide

____ doing a good job.
A
your
B
you're

Slide 25 - Quizvraag

The cat wagged ____ tail
A
its
B
it's

Slide 26 - Quizvraag

___ really hard to tell the difference between a jaguar and a leopard.
A
It's
B
Its

Slide 27 - Quizvraag

What's ________ favourite sport?
A
you're
B
your

Slide 28 - Quizvraag

You made it around the track in under a minute, ____ fast!
A
your
B
you're

Slide 29 - Quizvraag

their / there / they're

their = hun (bezittelijk voornaamwoord)
They buy their school uniforms online.


there = er, daar (plaats)
Do you want to go over there

Slide 30 - Tekstslide

their / there / they're

They're = they are. Zij zijn (samentrekking)
They're my best friends.


Deze drie spreek je op dezelfde manier uit, maar ze verschillen in betekenis!



Slide 31 - Tekstslide

where / were / we're
where = waar (vraagwoord)
Where do you want to go?

were = was/waren (verleden tijd van to be)
They were very nice to me.

Slide 32 - Tekstslide

where / were / we're

We're = we are. Wij zijn (samentrekking).

We're big fans of documentaries.


Allemaal een andere uitspraak. Klik op de icoontjes om de uitspraak te beluisteren.



Slide 33 - Tekstslide

Where is Mandy? Over _____.
A
their
B
there
C
they're

Slide 34 - Quizvraag

We ____ cycling to school when I lost my phone.
A
where
B
were
C
we're

Slide 35 - Quizvraag

I can't remember __________ I've left my keys.
A
were
B
where

Slide 36 - Quizvraag

The entire class passed ____________ test.
A
their
B
they're
C
there

Slide 37 - Quizvraag

______ my best friends in the entire world.
A
There
B
Their
C
They're
D
-

Slide 38 - Quizvraag

The children absolutely love _______ gifts they received for Christmas.
A
they're
B
there
C
their
D
-

Slide 39 - Quizvraag

_1_ going to love going _2_,
I heard _3_ food is the best!
A
1 =their, 2=there, 3 =they're
B
1=there, 2=their, 3=they're
C
1=they're, 2=there, 3=their
D
1=they're, 2=their, 3=there

Slide 40 - Quizvraag

We _1_ lost in the middle of Timbuktu. No one knew _2_ we _3_. Next time we travel, _4_ going to bring along a map.
A
1=were, 2=where, 3=were, 4=we're
B
1=were, 2=we're, 3=where, 4=were
C
1=where, 2=were, 3=where, 4=we're
D
1=where, 2=where, 3=were, 4=were

Slide 41 - Quizvraag

I know _1_ the mall is, _2_ just down there to the left.
A
1=were,2=it's
B
1=where, 2=it's
C
1=where, 2=its
D
1=we're, 2=its

Slide 42 - Quizvraag

Leerdoel behaald?
Ik herken de valkuilen in het Engels.
A
Yes
B
Almost, I need more practice.
C
Almost, I need more explanation.

Slide 43 - Quizvraag

Vul de vragen die je nog hebt over dit onderwerp hieronder in.

Slide 44 - Open vraag

Practice

Slide 45 - Tekstslide

Test chapter 4

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide