2hv september


Haben  
             oder 
Sein 
Tekst?????
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Haben  
             oder 
Sein 
Tekst?????

Slide 1 - Tekstslide

Ik
jij 
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
U
ihr 
er
Sie 
wir 
sie (enkelvoud)
du
sie (meervoud)
es
ich 

Slide 2 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 3 - Sleepvraag

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 4 - Sleepvraag

du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 5 - Quizvraag

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 6 - Quizvraag

wij ................. einen Hund
A
sind
B
haben

Slide 7 - Quizvraag

Hoe schrijf je: 375?

Slide 8 - Open vraag

Katze
der/die/das
1/5
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

Sohn
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

Bäumchen
der/die/das
4/5
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quizvraag

Suppe
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

Welk getal ontbreekt?
null, ...., zwei

Slide 13 - Open vraag

Hoe schrijf je 1000 in het Duits?

Slide 14 - Open vraag

Hoe schrijf je 100 in het Duits?

Slide 15 - Open vraag

Hoe schrijf je 862 in het Duits?

Slide 16 - Open vraag

............... du Zeit für mich? (Haben)

Slide 17 - Open vraag

.................. du müde? (sein)

Slide 18 - Open vraag

.............. Sie schon wieder krank? (sein)

Slide 19 - Open vraag

der/die/das/die
Der > Mannelijk 
Die > Vrouwelijk
Das > Onzijdig
Die > Meervoud

Slide 20 - Tekstslide

Onkel
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

Junge
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

Haustier
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

Suppe
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

Flasche
der/die/das
1/5
A
der Flasche
B
die Flasche
C
das Flasche

Slide 25 - Quizvraag

März
der/die/das
2/8
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

Stunde
der/die/das
1/8
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

Kaninchen
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

Restaurant
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

Bäumchen
der/die/das
4/5
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

Frau (v)
Mann (m)
Kind (o)
Kinder (mv)
Combineer het lidwoord met het zelfst.naamwoord
der
die
die
das
ein
ein
eine
keine

Slide 31 - Sleepvraag

Kies de goede werkwoordsvorm:
Wir
A
sind
B
seid
C
bin
D
bist

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de goede werkwoordsvorm?
A
ihr (jullie) wohne
B
ihr wohnt
C
ihr wohnst
D
ihr wohnen

Slide 33 - Quizvraag

Schrijf het getal voluit op in het Duits:
1000

Slide 34 - Open vraag