Hoe schrijf je een betoog?

BETOOG
Het betoog kan in vele tekstsoorten 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2-4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

BETOOG
Het betoog kan in vele tekstsoorten 

Slide 1 - Tekstslide

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
    - Minimaal een argument tegen
    - Ontkrachten/weerleggen van het tegenargument
  3. Slot

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een standpunt?
A
Een mening over iets.
B
Een onderbouwing.
C
Een argument.
D
Het ergens niet mee eens zijn.

Slide 3 - Quizvraag

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 4 - Tekstslide

INLEIDING
  • Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  • Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  • Anekdote
  • Persoonlijke ervaring
  • Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  • Eindigen met je standpunt (geen argumenten noemen)
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 5 - Tekstslide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog (stelling, betoog)
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...'
- Niet beginnen met 'ik' 

Slide 6 - Tekstslide

Kern:
  • Verdeel het in alinea's (ongeveer gelijke lengte)
  • Per alinea één argument /  één tegenargument + weerlegging

Slide 7 - Tekstslide

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 8 - Tekstslide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]

De zin tussen haakjes is een:
A
Standpunt
B
Argument

Slide 9 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.

De zin tussen haakjes is een:
A
Argument
B
Standpunt

Slide 10 - Quizvraag

Ik denk dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers ontevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het standpunt in bovenstaande argumentatie?
A
Ik denk dat de PVV veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Ik denk dat veel kiezers ontevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 11 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 13 - Tekstslide

Hoe weet je of je argument klopt?
stelling     want     argument
Consumentenvuurwerk moet verboden worden, want er zijn iedere jaarwisseling veel ongelukken.

Slide 14 - Tekstslide

Smartphones op school
(inleiding)

Ze zijn niet meer weg te denken: smartphones. Bijna iedereen heeft er wel één en we brengen flink wat uren achter ons scherm door. Ook in de klas ligt de verleiding op de loer. Hoe ga je daar als school mee om? Verbieden? Ik vind dat je telefoons in de klas niet moeten verbieden.

Slide 15 - Tekstslide

KERN (in het kort de hoofdpunten)

Ten eerste biedt de smartphone in de klas veel nieuwe mogelijkheden (Kahoot, Socrative, LessonUp). 
Daarnaast kunnen we de leerlingen beter leren om op de juiste manier om te gaan met hun telefoon, dan het te verbieden.

De telefoon kan invloed hebben op de concentratie van leerlingen, maar we kunnen ze leren om een goede balans te hebben tussen online en offline. (tegenargument + weerlegging)

Slide 16 - Tekstslide

Oefenstelling
Er moet statiegeld op blikjes komen.

Slide 17 - Tekstslide

Bedenk een argument vóór de stelling.

Slide 18 - Open vraag

Bedenk een argument tegen de stelling.

Slide 19 - Open vraag

LET OP:
wissel deze manieren wel af!

Slide 20 - Tekstslide