Woordenschat 1.3 Letterlijk of figuurlijk

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Woordenschat 1.4

Figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Wat betekent letterlijk taalgebruik?

Geef een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik

Uitdrukkingen (vaste volgorde woorden): 

• Jan en alleman
• Met de noorderzon vertrokken.
• In de slappe was zitten

Figuurlijk taalgebruik

Spreekwoorden (zit een levenswijsheid in): 

• De appel valt niet ver van de boom.
• Als er één schaap over de dam is, volgen er meer.
• Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.

Figuurlijk taalgebruik

Metafoor (als je een metafoor gebruikt, geef je iets een naam die eigenlijk hoort bij iets anders) : 

• Je zit erbij als een zoutzak.
• Hij is het zwarte schaap van de familie.
• Zand erover.

De klas werd overvallen met meer huiswerk.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Het goede doel strijdt tegen eenzame ouderen.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Ik kan wel door de grond zakken.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Tijdens de oorlog sneuvelden er honderden soldaten.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Tijdens de fietstocht is mijn telefoon gesneuveld.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

De dieven overvallen de bank.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Jullie overvallen me met die vraag.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk