druk

DRUK
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

DRUK

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen; je kunt 
  • uitleggen welke twee dingen het vervormend effect van een kracht bepalen.
  • benoemen wat druk is en in welke eenheden deze grootheid wordt gemeten.
  • berekeningen uitvoeren met de druk, de kracht en de oppervlakte.
  • gegeven druk omrekenen van N/cm2 naar Pa en omgekeerd.
  • voorbeelden geven van situaties waarin je de druk bewust klein houdt of vergroot.

Slide 2 - Tekstslide

DRUK
Druk is de kracht die een voorwerp op een bepaald oppervlak uitoefent. 

Slide 3 - Tekstslide

Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. De kracht wordt uitgedrukt in Newton.


Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Zwaartekracht berekenen:
Om de zwaartekracht op een voorwerp te berekenen gebruik je de formule 
F = m x g 
Waar g = 10 N/kg

Slide 8 - Tekstslide

Druk uitrekenen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 11 - Quizvraag

Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte

Slide 12 - Quizvraag

Bereken de druk. Een voorwerp heeft een massa van 12 kg en staat op een ondersteunend vlak van 0,6 m2

A
2 N/m2
B
20 N/m2
C
200 N/m2
D
2000 N/m2

Slide 13 - Quizvraag

Een vrachtwagen moet door een modderig terrein om de lading te lossen. Hoe kan de chauffeur er voor zorgen dat de banden minder diep in de modder komen te zitten?
A
De banden verbreden
B
De banden versmallen
C
Minder banden
D
kleinere banden

Slide 14 - Quizvraag

Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter

Slide 15 - Quizvraag

Bereken de druk van een dame van 70 kg die op naaldhakken loopt en met 1 hak op de grond staat. De naaldhak heeft een oppervlakte van 1 cm2
A
700 N/m2
B
7000000 N/m2
C
0,0007 N/m2
D
7 n/m2

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video