VWO 4 verwijswoorden

Verwijswoorden
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Verwijswoorden
De meeste fouten worden gemaakt met verwijswoorden!

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen meestal terug naar een eerder genoemd woord en soms vooruit naar een woord dat verderop in de zin staat.  

Slide 3 - Tekstslide

Het antecedent
Het woord of de woordgroep waarnaar een verwijswoord terugwijst, heet het antecedent. Om het juiste verwijswoord te kiezen is het belangrijk dat je het antecedent herleidt.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Ofschoon ....gedaald is in de Quote 500, behoort de familie nog tot de rijkste van Nederland.
A
hij
B
zij
C
het

Slide 8 - Quizvraag

Zodra het comité de organisatie rond heeft, legt...verantwoording af.
A
hij
B
zij
C
het

Slide 9 - Quizvraag

De mammoet is uitgestorven doordat....geen voedsel kon vinden.
A
hij
B
zij
C
het

Slide 10 - Quizvraag

De vereniging werft ...leden in ziekenhuizen.
A
hun
B
zijn
C
haar

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Dit bedrijf heeft...werknemers uitstekend geÏnformeerd.
A
hun
B
zijn
C
haar

Slide 15 - Quizvraag

De docent geeft ... goede tips.
A
hen
B
hun

Slide 16 - Quizvraag

Heeft PSV...topspelers moeten verkopen?
A
hun
B
zijn
C
haar

Slide 17 - Quizvraag

Na een aantal waarschuwingen rekende de politie ...in.
A
hen
B
hun

Slide 18 - Quizvraag

De docent gaf ... de juiste uitwerkingen.
A
hen
B
hun

Slide 19 - Quizvraag

Ik ben bij...op bezoek geweest.
A
hen
B
hun

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Het leukste...ik ooit heb gedaan was skydiven.
A
dat
B
wat

Slide 22 - Quizvraag

Het enige...me interesseert is mijn baan.
A
dat
B
wat

Slide 23 - Quizvraag

Het mooiste boek...ik heb gelezen was "Grand hotel Europa".
A
die
B
dat
C
wat

Slide 24 - Quizvraag

Niets ... je nu vertelt, vind ik duidelijk.
A
dat
B
wat

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Het meisje ... ik droom is zo mooi.
A
waarvan
B
van wie

Slide 27 - Quizvraag

Dateert deze wet ... de demonstranten tegen de milieuvervuiling zich beroepen, al van 1969?
A
waarop
B
waarin
C
waartegen

Slide 28 - Quizvraag

Na middernacht verscheen de zanger ..... de fans gewacht hadden, toch nog in Paradiso.
A
waarop
B
op wie

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Dit medicijn helpt goed tegen oorpijn, maar dan moet je die wel met een muts tegen de kou beschermen.
A
die = goed
B
die - fout

Slide 31 - Quizvraag

Ilse zei tegen Myrthe dat Louise haar weer eens wilde zien.
A
één antecedent
B
twee antecedenten

Slide 32 - Quizvraag