mens en activiteit 2

mens en activiteit 2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

mens en activiteit 2

Slide 1 - Tekstslide

Bij welk profieldeel komt het onderdeel activiteiten begeleiden aan bod?

A
Mens en zorg
B
Mens en omgeving
C
Mens en activiteit
D
Mens en gezondheid

Slide 2 - Quizvraag

Waarom wordt de theorie grove- en fijne motoriek opnieuw herhaald bij Mens en Activiteit?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een doelgroep

Slide 4 - Woordweb

Mens en Activiteit

Bij Mens en Activiteit organiseer je activiteiten. Je bedenkt niet alleen activiteiten, maar bereidt ze ook voor en voert ze uit.

Je moet goed kunnen organiseren en enthousiast zijn. Ook moet je dingen uitleggen aan de deelnemers van de activiteit. 

Je zorgt ervoor dat iedereen actief meedoet.

Slide 5 - Tekstslide

 Homogene en heterogene groepen
Homogene groepen zijn groepen met de zelfde eigenschappen, interesse, leeftijd of geslacht.

Heterogene groepen zijn groepen met verschillende eigenschappen, interesse, leeftijd of geslacht.

Slide 6 - Tekstslide

 Verticale groep

 Verschillende leeftijden. Een groep in een kinderdagverblijf bijvoorbeeld met kinderen van 0 t/m 4 jaar in dezelfde groep.
 Horizontale groep

 Dezelfde leeftijden. 

Slide 7 - Tekstslide

Soorten activiteit
Sociale activiteit = samen zijn met mensen en in contact zijn.
Recreatieve activiteit = om te kunnen ontspannen. 
Sportieve activiteit = lichamelijk in beweging zijn.
Educatieve activiteit = waar je van leert.
Individuele activiteit = wat je alleen kunt doen

Slide 8 - Tekstslide

Dagbesteding 

Slide 9 - Tekstslide

Dagbesteding is een zinvolle invulling van tijd:


Arbeidsgerichte dagbesteding =eenvoudige werkzaamheden

Belevingsgerichte dagbesteding  = vooral gericht op zintuiglijke beleving. 

Slide 10 - Tekstslide

Groeps- of individuele activiteit

Groepsactiviteit = met meerdere

Individuele activiteit = alleen

Soms kan het ook beide zijn.

Slide 11 - Tekstslide

RECREATIEVE ACTIVITEIT
1.
2.
3
SPORTIEVE ACTIVITEIT
1.
2.
3.
EDUCATIEVE ACTIVITEIT
1.
2.
3.
SOCIALE ACTIVITEIT
1.
2.
3.
OPDRACHT: NEEM HET ONDERSTAANDE TABEL OVER IN JE SCHRIFT EN
VERZIN BIJ ELKE SOORT ACTIVITEIT ÉÉN PASSENDE ACTIVITEIT VOOR DE VOLGENDE DOELGROEPEN:

1. KINDEREN UIT GROEP 8
2. TIENERS VAN 15
3. 65 PLUSSERS

timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Waarom wordt de theorie grove- en fijne motoriek opnieuw herhaald bij Mens en Activiteit?

Slide 13 - Open vraag