3A-Herhaling-Mens&Milieu-B5tm7-18062021-hk

Mens & Milieu
Herhaling
B5: Afval
B6: Voedselproductie
B7: Bescherming tegen plagen
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mens & Milieu
Herhaling
B5: Afval
B6: Voedselproductie
B7: Bescherming tegen plagen

Slide 1 - Tekstslide

B5: Afval
- je kunt biologisch afbreekbaar afval onderscheiden van niet-afbreekbaar afval
- je kunt manieren van gescheiden afvalinzameling en van afvalverwerking noemen

Slide 2 - Tekstslide

Afval dat door bacteriën en schimmels kan worden omgezet is
A
biologisch afbreekbaar
B
niet afbreekbaar

Slide 3 - Quizvraag

Dit type afval is alleen van de mens afkomstig
A
biologisch afbreekbaar afval
B
niet-afbreekbaar afval

Slide 4 - Quizvraag

Een autowrak behoort tot het
A
biologisch afbreekbare afval
B
niet afbreekbare afval

Slide 5 - Quizvraag

Een hondendrol behoort tot het
A
biologisch afbreekbare afval
B
het niet-afbreekbare afval

Slide 6 - Quizvraag

Een afgesnoeide boomtak behoort tot het
A
biologisch afbreekbare afval
B
niet-afbreekbare afval

Slide 7 - Quizvraag

Microparels in douchegel behoren tot het
A
biologisch afbreekbare afval
B
niet-afbreekbare afval

Slide 8 - Quizvraag

Appelschillen en verrotte komkommers horen bij het grofvuil
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Welke groepen huisvuil worden tegenwoordig vaak samen ingezameld?
A
papier, metaal en drankflessen
B
plastic, glas en textiel
C
groente-, fruit- en plasticafval
D
plastic, metaal en drinkpakken

Slide 10 - Quizvraag

Bij de recycling van glas spelen reducenten een belangrijke rol
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Pas als je het verbrand, kom je echt van je afval af
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

B6: Voedselproductie
- Je kunt aangeven wat landbouw is

- je kunt verschillen tussen intensieve en biologische landbouw noemen

- Je kunt voor- en nadelen van visserij en visteelt beschrijven
- Je kunt voordelen van het eten van insecten beschrijven


Slide 13 - Tekstslide

In monoculturen is de kans op insectenplagen kleiner
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Grote akkerbouwbedrijven gebruiken vooral stalmest om het land te bemesten
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Bemesten van akkers met kunstmest kan leiden tot watervervuiling
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Bio-industrie geeft de grootste voedselproductie per oppervlakte-eenheid
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

In de intensieve veehouderij wordt de meeste grond gebruikt om
A
megastallen op te bouwen
B
mest over uit te rijden
C
veevoer te verbouwen
D
het vee op te laten grazen

Slide 18 - Quizvraag

Het telen van kasgroenten in Nederland kost minder energie dan telen in de open grond en het transporteren van de groenten uit Spanje of Marokko
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

In de bio-industrie zitten dieren niet in kleine hokken
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Chemische gewasbeschermingsmiddelen doden alleen de schadelijke insecten
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

De bio-industrie heeft meestal geen mestoverschot
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Een andere naam voor biologische landbouw is bio-industrie
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Een voordeel van de glastuinbouw is dat de CO2 die voor de verwarming wordt opgewekt in de kas aan de planten kan worden 'gevoerd'.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Bijvangst is een nadeel van commerciële visteelt
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een belangrijke oorzaak van overbevissing?
A
visteelt
B
verbeterde vangstmethoden
C
het uitsterven van vissoorten
D
het stijgen van de zeespiegel

Slide 26 - Quizvraag

Een vangstquotum bepaalt
A
hoeveel soorten vis een visser mag vangen
B
hoeveel van welke soort vis een land mag laten vangen
C
de mate van overbevissing
D
welke maten een vis minimaal moet hebben

Slide 27 - Quizvraag

Welk voordeel hebben insecten als voedselbron boven vlees van gewervelde dieren?
A
voor de kweek is minder lanbouwgrond nodig
B
insecten hebben minder voer nodig
C
de teelt van insecten geeft minder afval
D
een kg insecten is veel duurder dan een kg kip

Slide 28 - Quizvraag

Vruchtwisseling is een methode die veel wordt toegepast in de bio-industrie
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Voordelen van biologische producten zijn:
A
dat ze goedkoper zijn dan niet-biologische
B
dat ze gezonder zijn dan niet-biologische
C
dat bij de productie rekening werd gehouden met het milieu
D
dat het dierenwelzijn bij de productie goed geregeld is

Slide 30 - Quizvraag

B7: Bescherming tegen ziekten

- je kunt kenmerken van chemische en van biologische gewasbescherming herkennen en beschrijven

Slide 31 - Tekstslide

Een voordeel van biologische gewasbescherming is dat het snel werkt en plagen volledig wegvaagt
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

De meeste chemische gewasbescherming middelen werken meer selectief dan biologische bestrijders
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Resistentie-ontwikkeling en accumulatie zijn kenmerken van
A
biologische gewasberscherming
B
chemische gewasbescherming

Slide 34 - Quizvraag

Plaagdieren weglokken met geurstoffen is een voorbeeld van
A
chemische gewasbescherming
B
biologische gewasbescherming

Slide 35 - Quizvraag

Vruchtwisseling is te beschouwen als een vorm van
A
chemische gewasbescherming
B
biologische gewasbescherming

Slide 36 - Quizvraag

Bij resistentievorming wordt een voedingsgewas resistent tegen een bepaalde ziekte
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Voorbeelden van chemische bestrijding van de eikenprocessierups zijn:
A
nestkastjes voor koolmezen in de eikenbomen hangen
B
sluipwespen uitzetten die hun eitjes leggen in rupsen
C
het wegbranden van rupsennesten
D
het besproeien van de eikenbomen met een insecticide

Slide 38 - Quizvraag

Toetsstof:
Mens & Milieu Basisstof 1 t/m 7

Nog vragen?

Slide 39 - Tekstslide