Leestekens + meervoud
1 / 17
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Elke zin begint met een hoofdletter
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 4 - Quizvraag
Wat is NIET juist?
A
Mw. S. de Jonge
B
Mw. de Jonge
C
Mw. De Jonge
D
Mw. Simone de Jonge
Slide 5 - Quizvraag
Welke plaats je aan het begin van de zin?
A
'S ochtends
B
's Ochtends
Slide 6 - Quizvraag
Als de zin met een getal begint.....
A
schrijf je de 1e letter als hoofdletter
B
schrijf je geen hoofdletter
C
schrijf je het getal in letters, met hoofdletters
Slide 7 - Quizvraag
Merken krijgen een hoofdletter behalve....
A
dingen die duurder zijn dan 1000 euro
B
merken die een ding zijn geworden
Slide 8 - Quizvraag
Namen van feestdagen schrijf je met een kleine letter, maar afgeleiden niet.
kerstmis - Eerste Kerstdag
kerstmis - Eerste Kerstdag
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 9 - Quizvraag
Wat schrijf je met NIET een kleine letter?
A
Periodes/ Tijdperken
B
Dagen
C
Maanden
D
Merken
Slide 10 - Quizvraag
Wat schrijf je met NIET een kleine letter?
A
windstreken
B
seizoenen
C
titels van boeken
Slide 11 - Quizvraag
Zet de leestekens bij de juiste zinnen.
timer
0:45
Waarom doe jij zo onaardig
Hé, dat is mijn fiets
Spruitjes vind ik normaal niet zo lekker, maar vandaag waren ze wel oké
!
.
?
Slide 12 - Sleepvraag
LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen delen van een opsomming / voor verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA
Slide 13 - Sleepvraag
Slide 14 - Tekstslide
Meervoud op -en
Meervoud op -'s
Twee meervouden
Geen meervoud
rijst
kassa
leeuw
gedachte
Slide 15 - Sleepvraag
Meervoud op -en
Meervoud op -'s
Meervoud op -eren
Geen meervoud
melk
alpaca
broek
ei
