§7.4 Belasting op inkomens

Belasting op inkomsten
§7.4
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Belasting op inkomsten
§7.4

Slide 1 - Tekstslide

Noem 3 inkomsten van de gemeente

Slide 2 - Open vraag

Gemeentelijke belastingen
1) OZB onroerende zaak belasting = een percentage van de WOZ waarde
2) Rioolheffing, afvalstoffenheffing
3) hondenbelasting
4) Leges, zoals paspoorten en vergunningen

Slide 3 - Tekstslide

Je woont over een aantal jaren in een woning met een WOZ waarde van 250.000. Het tarief ozb voor woningen is op dat moment 0,0526%.
Bereken hoeveel OZB (onroerende zaak belasting) je moet betalen

Slide 4 - Open vraag

OZB uitrekenen
De OZB is een percentage van de WOZ waarde van een woning. Woz-waarde is de waarde die bij de gemeente bekend is van een woning.

250.000 : 100 x 0,0526 = €131,50


Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
Vraag: Wie betaalt er al belasting?

Aan het eind van de les weet je:
Wat loonheffing is en waarom je dat betaalt.


Slide 6 - Tekstslide

Inkomstenbelasting
Verschillende soorten belasting in Nederland:
Direct: van jou naar de belastingdienst (hondenbelasting)
Indirect: er zit eerst nog iets tussen (btw op een blikje cola)

En ook! Inkomstenbelasting

Inkomsten kunnen zijn:
Loon/winst
Winst uit spaargeld (rente, winst uit aandelen)

Slide 7 - Tekstslide

Loonbelasting
Voor een baas werken = loonbelasting betalen

Jouw baas betaalt dit automatisch aan de belastingdienst.

Aan het eind van het jaar wordt gekeken of je te veel of te weinig hebt betaald.

Als je te veel hebt betaald, schrijf dan en brief (formulier) aan de belastingdienst. Je krijgt dan geld terug.

Slide 8 - Tekstslide

Jaaropgave

Slide 9 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Winst en loon zijn allebei belastbaar inkomen. Over het belastbaar inkomen betaal je dus belasting.

Iedereen in Nederland krijgt korting op de belasting die betaald moet worden. Deze korting noem je heffingskorting.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld loonheffing
Kees werkt bij de Albert Heijn.
Hij verdient daar €4.000,- per jaar.
Over die €4.000,- moet hij 37% belasting betalen = €1.480,- (heffing)

In de tabel zie je dat 
iemand tot €21.044,-
€2.837,- korting krijgt. 
Kees hoeft geen belasting te 
betalen, want hij moet 1480 betalen
en hij krijgt 2.837 korting

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 1 t/m 5 blz 54


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 
Ga naar de digitale methode van economisch bekeken
Ga dan naar versterk jezelf en maak

Slide 13 - Tekstslide

Een procentuele verandering berekenen
Michiel heeft €3.250,- op zijn spaarrekening staan. Anne heeft €4.750 op haar spaarrekening staan. Hoeveel procent spaargeld heeft Michiel meer dan Anne?

Stap 1: verschil in aantallen uitrekenen = 4750 – 3250 = 1500
Stap 2: tabel maken



4.750
1
1.500
%
100
0,02
31,56

Slide 14 - Tekstslide