2bk Di 3 juni 't Kofschip

't Kofschip
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

't Kofschip

Slide 1 - Tekstslide

't kofschip

Slide 2 - Tekstslide

't kofschip

Slide 3 - Tekstslide

Stam
Stam
Stam
't kofschip
't kofschip

Slide 4 - Tekstslide

't kofschip
- 't kofschip is een manier om werkwoorden in de v.t. goed te kunnen schrijven.

- 't kofschip gebruik je bij zwakke werkwoorden

Wat zijn de medeklinkers in 't kofschip?

Slide 5 - Tekstslide

't kofschip

Slide 6 - Tekstslide

't kofschip

Slide 7 - Tekstslide

't kofschip


‘T KOFSCHIP-X

Laatste letter van de stam:
Wel in ‘t Kofschip-X ik-vorm + te(n)
Niet in ‘t Kofschip-X  ik-vorm + de(n)



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Zet de stappen van 't kofschip in de goede volgorde 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Controleer of de laatste letter (medeklinker) in 't kofschip zit of niet
Kijk naar de laatste letter van de stam
Neem de stam van het werkwoord
Medeklinker wel in 't kofschip? >schrijf +te(n)
Medeklinker niet in 't kofschip? >schrijf +de(n)

Slide 11 - Sleepvraag

De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken 
vergissen
verbazen 
knippen
branden 
beloven

Slide 12 - Sleepvraag

T
D
Ik heb beloof?
Welke tip gebruik je: Langer maken of 't KOFSCHIP
Sleep het naar de juiste letter.
Ik heb gebouw?
Ik heb geblus?
Ik heb geblus?

Slide 13 - Sleepvraag

Bij welke werkwoorden kun je iets aan 't kofschip hebben?
A
zwak tegenwoordige tijd
B
sterk verleden tijd
C
zwak verleden tijd
D
sterk tegenwoordige tijd

Slide 14 - Quizvraag


´t kofschip (2)
Hij ... veel in zijn leven.


A
reisde
B
reiste
C
rijsde
D
rijste

Slide 15 - Quizvraag


´t kofschip
De hardloper ... naar lucht.


A
hapde
B
hapte
C
hapdde
D
haptte

Slide 16 - Quizvraag

't kofschip-x
Hij heeft in de bergen gewandel.
A
t
B
d

Slide 17 - Quizvraag

't kofschip-x
Hij heeft de tv daar neergeze.
A
t
B
d

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
A
Bij de tegenwoordige tijd
B
Bij alle persoonsvormen.
C
Bij de verleden tijd
D
Bij elk werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Vrijdag hebben we gebasketbal.

't kofschip-x
A
t
B
d

Slide 20 - Quizvraag

Zij is naar Amsterdam gefiets...

't kofschip-x
A
d
B
t

Slide 21 - Quizvraag

Bij het vdw gebruik je
't kofschip-x.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

't kofschip-x
Zij heeft om geld gevraag.
A
t
B
d

Slide 23 - Quizvraag

De uitzending wordt morgen herhaal.

't kofschip-x.
A
t
B
d

Slide 24 - Quizvraag


´t kofschip
Hij heeft in zijn leven veel ...


A
gereist
B
gereisd
C
gerijst
D
gerijsd

Slide 25 - Quizvraag

Je gebruikt 't kofschip bij:
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden

Slide 26 - Quizvraag