Kapitel 5 lidwoord in de 1e en 4e naamval

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Willkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.

Slide 1 - Tekstslide

SERVUS WIEN!

Slide 2 - Tekstslide

der Unterrichtsplan

- Rückblick 
- Erklärung: Zinsontleding
- Lektion 4 Aufg. 11 
- Lektion 5 Aufg. 1,2 6 und 7 kontrollieren
- Erklärung der und ein-Gruppe im 1. und 4. Fall. 
- Lektion 5 Aufg. 8 und 9 machen
- Lektion 6 Aufg. 1, 2 und 3 machen. 


 


Slide 3 - Tekstslide

die Lernziele:

- Je kunt in een zin de eerste en vierde naamval bepalen.

- Je kunt de uitgangen van de eerste en vierde naamval toepassen bij woorden van der -groep en ein- groep. 

Slide 4 - Tekstslide


die Hausaufgaben: Lektion 4 Aufg. 11
- Lektion 5 Aufg. 1,2 6 und 7 kontrollieren
 

Slide 5 - Tekstslide

Niet bang zijn 
De naamvallen zijn echt niet moeilijk 

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet jij al over de lidwoorden die voor de
zelfstandige naamwoorden staan
in de Duitse taal?

Slide 7 - Open vraag

We hebben al geleerd:
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig of worden in het meervoud gebruikt.

mannelijk = der / ein
vrouwelijk = die / eine
onzijdig = das / ein
meervoud = die / keine

Slide 8 - Tekstslide

 
Vandaag ga je ontdekken waarom de lidwoorden zo belangrijk zijn in de Duitse taal.

Slide 9 - Tekstslide

Zinsdelen

Een zelfstandig naamwoord kan bijv. het onderwerp of het lijdend voorwerp van een zin zijn.



Slide 10 - Tekstslide

?????
Weet je nog hoe je het  onderwerp en het lijdend voorwerp in een zin vindt?
We herhalen het samen.

Slide 11 - Tekstslide

Zinsontleding

Wie/Wat + ww. gez. ? = onderwerp  (1e naamval)


Wie/Wat + ww. gez. + onderwerp? = lijdend voorwerp (4e naamval)

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldzin: De leerling leent een pen.
1. Wat is de persoonsvorm?

Slide 13 - Open vraag

De leerling leent een pen.
2. En wat is het onderwerp in de zin?

Slide 14 - Open vraag

De leerling leent een pen.
3. Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Slide 15 - Open vraag

m
v
o
mv
1e =ow
der
die
das
die
4e =lv
den
die
das
die
m
v
o
mv
1e= ow
ein
eine
ein
keine
4e = lv
einen
eine
ein
keine
Schema der-groep
Schema ein-groep

Slide 16 - Tekstslide

De bezittelijke voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgangen als de ein-groep. 

enkelvoud                    meervoud
mijn= mein-                   onze = unser-
jouw = dein-                   jullie = euer-/eure
zijn  = sein-                     hun = ihr-
haar = ihr-                       uw = Ihr- 

Ik liebe (mijn)........ Frau.
(mijn) Frau =  lijdend voorwerp = 4e naamval.  Frau = vrouwelijk
Kijk in de ein-groep, bij 4e naamval, vrouwelijk --> meine

Slide 17 - Tekstslide

1e Naamval
Het onderwerp van de zin staat altijd in de eerste naamval
Die Mutter besucht eine Freundin. 
Der Vater sucht die Schuhe. 
Das Kind braucht ein Buch. 
Die Eltern kaufen das Haus.
Bij de eerste naamval gebruik je de bekende lidwoorden:
der - die - das - die - ein - eine

Slide 18 - Tekstslide

4e Naamval
Het lijdend  voorwerp van de zin staat altijd in de vierde naamval
Ich suche die Mutter
Der Vater sucht das Geld.
Das Kind liebt den Hund.
Die Eltern kaufen die Computerspiele.
Bij de vierde naamval verandert het mannelijk lidwoord der / ein: 
 der  wordt  den / ein wordt einen
De andere lidwoorden veranderen niet !!!!

Slide 19 - Tekstslide

Der Vater kauft ............ Tennisschläger.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 20 - Quizvraag

Ich will ............. Fußball kaufen.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 21 - Quizvraag

.......en zijn de naamvallen nu echt moeilijk ?

Slide 22 - Tekstslide

Und jetzt an die Arbeit!
Arbeitsbuch Übung : Lektion 5 Aufg. 8 und 9 machen
- Lektion 6 Aufg. 1, 2 und 3 machen.

Viel Erfolg!!

Slide 23 - Tekstslide

Hausaufgaben: - Lektion 5 Aufg. 8 und 9 machen
- Lektion 6 Aufg. 1, 2 und 3 machen. 
 

Slide 24 - Tekstslide

DER-Gruppe

Slide 25 - Tekstslide

EIN-Gruppe

Slide 26 - Tekstslide

Ich kaufe ........... CD von Jan Smit!
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 27 - Quizvraag