5v Leesvaardigheid les 1

Leesvaardigheid 5 vwo
voorbereiding CT-week
Stof: Nieuw Nederlands cursus leesvaardigheid en reader argumentatie (in ELO)
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid 5 vwo
voorbereiding CT-week
Stof: Nieuw Nederlands cursus leesvaardigheid en reader argumentatie (in ELO)

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling theorie leesvaardigheid

Twee schermen - 
Scherm 1 (laptop/tablet) om de les te volgen
Scherm 2 (telefoon/tablet) - om aan de interactieve onderdelen mee te doen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe is je online-lessituatie nu?
A
Ik zit helemaal fris en fruitig klaar
B
Ik zit nog aan mijn ontbijt maar ik kan twee dingen tegelijk
C
Ik moet nog ontbijten en aankleden
D
Dat zeg ik liever niet (dus ik lig nog in bed)

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 5 - Tekstslide

Betoog
Beschouwing
Uiteenzetting
Opniniëren
Overtuigen
Informeren

Slide 6 - Sleepvraag

Overtuigen
Opniniëren
Informeren
het publiek zelf een mening laten vormen
het publiek een mening laten overnemen
het publiek uitleggen hoe iets in elkaar zit

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Video

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 10 - Open vraag

Onderwerp

Het woord dat, of de woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat ( het is dus géén zin).
Hoofdgedachte

Een mededelende zin (dus géén vraag) die het belangrijkste aangeeft wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd. 

Slide 11 - Tekstslide

De hoofdgedachte geeft vaak aanwijzingen over het tekstdoel: 
De hoofdgedachte is een constatering 
De hoofdgedachte is een mening 
Overtuigen 
Opiniëren 
informeren 

Slide 12 - Sleepvraag

De hoofgedachte geeft vaak aanwijzingen over het tekstdoel:
  • constatering: informeren of opiniëren
  • mening: overtuigen

Slide 13 - Tekstslide

Welke tekstsoort weerlegt tegenargumenten?
A
Betoog
B
Beschouwing
C
Uiteenzetting

Slide 14 - Quizvraag

Een beschouwing heeft als structuur NOOIT een
A
Probleem-oplossingsstructuur
B
Verklaringsstructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
stelling-argumentenstructuur

Slide 15 - Quizvraag

Is een beschouwing grotendeels: subjectief of objectief? Leg je antwoord uit.

Slide 16 - Open vraag

In een uiteenzetting staan voornamelijk
A
meningen
B
feiten
C
meningen en feiten
D
meningen en een advies

Slide 17 - Quizvraag

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 18 - Tekstslide

Inleiding
De aandacht trekken
Het onderwerp van de tekst introduceren
Inleiding: aandacht trekken en onderwerp introduceren

Middenstuk: deelonderwerpen uitwerken (hangt samen met het tekstdoel en de gekozen tekststructuur). Een deelonderwerp wordt vaak aangekondigd door een structurerende zin of een tussenkopje.

Slot: bevat meestal de hoofdgedachte en daarnaast een samenvatting, afweging, aansporing/aanbeveling, of toekomstverwachting. 
                   

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 21 - Tekstslide

Elke tekst is opgebouwd uit alinea's. Een goede alinea bevat één hoofdgedachte die in één zin geformuleerd is: de kernzin. De kernzin is meestal de eerste zin van een alinea, soms de tweede zin als de eerste zin een structurerende (of verbindende) zin is. In een enkel geval is de kernzin de laatste zin. 

Slide 22 - Tekstslide

Lees onderstaande alinea
Het invoeren van een videoscheidsrechter kan positief uitwerken. Het eerste voordeel is dat wedstrijden eerlijker verlopen. Als iemand in het strafschopgebied naar de grond gaat, kan met behulp van videobeelden gecontroleerd worden of er werkelijk een overtreding is gemaakt of dat een speler alleen maar simuleert dat hij slachtoffer is van een charge (en dus een schwalbe maakt). Na de wedstrijd kan niemand meer beweren dat er onterecht verloren is omdat de scheidsrechter iets verkeerd of niet gezien heeft. 

Slide 23 - Tekstslide

wat is de kernzin van de alinea?

Slide 24 - Open vraag

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 25 - Tekstslide

samenvattend
concluderend
oorzakelijk
Redengevend
Toelichtend
Toegevend
ook al 
al met al
kortom
daardoor
want
zo

Slide 26 - Sleepvraag

Welke soorten signaalwoorden zijn er nog meer?

Slide 27 - Woordweb

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Herhaling begrippen
  • tekstdoelen
  • onderwerp en hoofdgedachte
  • inleiding, middenstuk, slot
  • tekststructuren
  • kernzinnen
  • signaalwoorden en functiewoorden 

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
 "Het is toch één pot nat" op pagina 42 voor vrijdag, 8 januari, af 
lever je uitwerkingen in (foto of getypr) via opdrachten in Magister.

Deze tekst bespreken we vrijdag in de eerste les, op basis van jullie vragen. De tweede les beginnen we met boekentips en daarna kun je blijven hangen om opdr. 4 (p. 45)  voor de week erop voor een deel samen te maken. 

Slide 31 - Tekstslide

extra oefenen/herhalen
argumenteren: cambiumned.nl
lezen

Slide 32 - Tekstslide