Link+ 0-A2 Herhaling grammatica Thema 1 & 2

Grammatica: herhaling
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2WOHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Grammatica: herhaling

Slide 1 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze

Slide 2 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, ze, het / u -  altijd een  t
luisteren - to listen
singular
plural

Slide 3 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, ze, het / u -  altijd een  t
luisteren - to listen
singular
plural
gender neutraal
hen
luistert
singular

Slide 4 - Tekstslide

personaal pronomen & werkwoord
Ik
jij/je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

werk je?

luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

werken
luisteren
heb
hebt
heeft
heeft
heeft
hebt

hebben
hebben
hebben
ik - geen t
hij, zij, het / u -  altijd een  t
jij/je  -  soms een t 
hebben

heb je?

Slide 5 - Tekstslide

hebben en zijn
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
heb
hebt
heeft
heeft
heeft
heeft

hebben
hebben
hebben

heb jij?

Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
ben
bent
is
is
is
bent

zijn
zijn
zijn

ben jij?

Slide 6 - Tekstslide

simpel, kort, lang
simpel - type 'S'

drop -en

luisteren - ik luister
kort - type 'K'

drop -en
drop 1 consonant

lang - type 'L'

drop -en
add 1 vowel

kennen - ik ken
maken - ik maak

Slide 7 - Tekstslide

kort of lang?
spre-ken
pas-sen
ma-ken
bak-ken
ha-len
pak-ken
pra-ten
e-ten
we-ten
ken-nen
le-ren
zit-ten
spe-len
spel-len
ho-ren
rol-len
ko-pen
bel-len
hu-ren
ko-ken
wo-nen
le-ven
le-zen

Slide 8 - Tekstslide

kort of lang?
spreken - L
passen - K
maken - L
bakken - K
halen - L
pakken  - K
praten - L
eten - L
weten - L
kennen - K
leren - L
zitten - K

spelen - L
spellen- K
horen - L
rollen - K
kopen - L
bellen - K
huren - L
koken - L
wonen - L
leven - L
lezen - L

Slide 9 - Tekstslide

Dag Anna, woon ______ ook in Amsterdam?
A
wij
B
jij
C
zij

Slide 10 - Quizvraag

Dit is Paul. ___ komt uit Engeland.
A
Hij
B
Wij
C
Jij

Slide 11 - Quizvraag

Mevrouw, woont ___ op nummer 24?
A
zij
B
hij
C
u

Slide 12 - Quizvraag

Het is pauze. ___ stoppen even.
A
Ik
B
We
C
je

Slide 13 - Quizvraag

______ Julian in Nederland?
A
woon
B
woont
C
wonen

Slide 14 - Quizvraag

Haoshi en Ji ___ uit China.
A
kom
B
komt
C
komen

Slide 15 - Quizvraag

Hans, ___ je het boek?
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 16 - Quizvraag

Dag Paula, kom ______ ook uit Madrid?
A
wij
B
jij
C
zij

Slide 17 - Quizvraag


... werkt Willem? In Nijmegen.
A
wie
B
wat
C
waar
D
hoe

Slide 18 - Quizvraag




Dorien ... een beetje Nederlands.
A
spreken
B
spreekt
C
spreek
D
sprek

Slide 19 - Quizvraag




... taal spreekt Dorien? Nederlands.
A
wie
B
welke
C
waarom
D
hoeveel

Slide 20 - Quizvraag




Jij ... niet uit Nederland.
A
komen
B
komt
C
kom
D
koom

Slide 21 - Quizvraag