Havo 3 - Woche 21 - Stunde 2

Havo 3 - Woche 21 - Stunde 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Havo 3 - Woche 21 - Stunde 2

Slide 1 - Tekstslide

Planung

Wiederholung: 
Personalpronomen als onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

 Grammatik 
  • Uitleg: zinsontleding 1e, 4e, 3e naamval der-groep & ein - groep
  • Stappenplan naamvallen
       
       
Ziele

  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp en lijdend voorwerp gebruiken.

  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp gebruiken.

  • Je kunt de 1e, 3e en 4e naamval in een zin gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Wiederholung
De naamvallen worden in het Duits niet alleen gebruikt na een voorzetsel, maar ook om aan te geven of het om het onderwerp, meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp in een zin gaat. Als er geen voorzetsel in een zin staat, dan moet je ontleden om de juiste naamval te bepalen. Bijvoorbeeld:

Ich habe dich nicht in der Schule gesehen. (ich = ow & dich = lv)

Er hat ihm ein neues Handy geschenkt. (Er = ow, ein neues Handy = lv, ihm = mwv.)

Slide 3 - Tekstslide

1e naamval

4e naamval
3e naamval
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
Vraag: 
wie / wat + gezegde?
Vraag: 
wie / wat + gezegde + onderwerp?
Vraag: aan/voor
wie / wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Das Kind ist fröhlich. (Het)... lacht immer.
A
Es
B
Das
C
ihm
D
Er

Slide 6 - Quizvraag

Wo ist Max? Ich sehe .. (hem) nicht mehr.
A
er
B
ihn
C
ihm

Slide 7 - Quizvraag

Er schenkt (haar)... schöne Blumen
A
sie
B
ihr
C
ihnen
D
es

Slide 8 - Quizvraag

Zinsontleding in de der-groep
Die Lehrerin (v) erklärt den Kindern (mv) die Grammatik (v) der schönen deutschen Sprache.
gez = erklärt
ow = wie/was erklärt? --> die Lehrerin (+1)
lv = wie/was erklärt die Lehrerin? --> die Grammatik (+4)
mwv = aan wie/wat erklärt die Lehrerin die Grammatik --> den Kindern (+3)
der-Gruppe bestaat uit:
1. de lidwoorden
2. dies-, jen, jed-, manch- welch-, solch-, all-

M
V
O
MV
1e (ow)
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
3e (mwv)
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
4e (lv)
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder

Slide 9 - Tekstslide

Zinsontleding in de ein-groep
Meine Schwester hat ihrem Hund (m) einen Knochen (m) gekauft.
gez = hat gekauft
ow = wie/was hat gekauft? --> meine Schwester (+1)
lv = wie/was hat meine Schwester gekauft? --> einen Knochen (+4)
mwv = voor wie/wat hat meine Schwester einen Knochen gekauft? --> ihrem Hund (+3)
uitleg
ein-Gruppe bestaat uit: 
mijn - mein   
jouw - dein    
zijn - sein       
haar - ihr 
ons - unser
jullie - euer
uw - Ihr
(g)een - (k)ein
M
V
O
MV
1e (ow)
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
3e (mwv)
einem Mann
einer Frau
einem Kind
keinen Kindern
4e (lv)
einen Mann
eine Frau
ein Kind
keine kinder

Slide 10 - Tekstslide

zinsontleding of voorzetsels
Zelfstandige naamwoorden (Substantive) of persoonlijke voornaamwoorden (Personalpronomen) krijgen in het Duits dus een naamval.
De naamvallen komen tot stand door:
  1.  een voorzetsel met de 3e of 4e naamval
  2. het zinsdeel: het onderwerp, meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp 

Om erachter te komen welke naamval je moet gebruiken en hoe de naamval tot stand komt, volg je het volgende schema
uitleg

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Beispiel stappenplan
Unser Chef (ow +1)  ist schon seit einer Woche (w) (seit: + 3) krank zu Hause. Ich (ow +1)  werde ihn (lv + 4) mal anrufen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Mit dies... Kinder... (Mv) spielt mein... Bruder.
A
diesem Kinder meinen
B
diesen Kindern mein
C
diesem Kindern mein
D
diesen Kindern meinen

Slide 15 - Quizvraag

Er schreibt sein... Freund.
A
seinem
B
seinen
C
seiner
D
sein

Slide 16 - Quizvraag

Mit dies... Kinder... (Mv) spielt mein... Bruder.
A
diesem Kinder meinen
B
diesen Kindern mein
C
diesem Kindern mein
D
diesen Kindern meinen

Slide 17 - Quizvraag

Ich gab mein... Schwester ein Buch.
A
meine
B
meinem
C
meiner
D
meinen

Slide 18 - Quizvraag

Ich gebe mein... Mutter ein... Kuss (m).
A
meine, einen
B
meiner, einen
C
meiner, einem
D
meine, einem

Slide 19 - Quizvraag

und jetzt üben
Machen: Kapitel 6 - Paragraf E: Grammatik Aufgabe 16 - 22
Hilfsmittel: Stappenplan Grammatik & Lessonup
Lastig? Maak een deel samen met de docent in een breakout-room!

Fertig:
  • abschließen Kapitel 4 Paragraf E: Grammatik 
  • Slim Stampen: Paragraf E: Grammatik
  • WORTSHATZDOSSIER (H3DUA) O VERBETEREN (TEIL 1, 2, 3, 4, 5)

Slide 20 - Tekstslide

Nächste Stunde
Hörfertigkeit 2
Abschließen: Paragraf E: Grammatik K4 & K6

Slide 21 - Tekstslide